Enthousiast reisde ik naar Nijmegen en wilde daar te weten komen wat psychologen, ouders, scholen en werkgevers zouden moeten doen als ze een hoogbegaafd (HB) persoon in hun midden hebben. Het leek mij goed overzicht te krijgen van wat er in de afgelopen jaren aan het licht is gekomen, want er bestaan nog genoeg misverstanden omtrent hb. Wat is bijvoorbeeld de definitie van hoogbegaafdheid? HB wordt in de buitenwereld vaak in één adem genoemd met hoogsensitiviteit’ of ‘hooggevoeligheid’. Ik geloof zelf niet in hoogsensitiviteit, want trauma en hechtingsproblemen in de vroege ontwikkeling kunnen ook een hoge sensitiviteit genereren en het generalistisch gebruik van deze termen zegt niks over de context of de anamnese.
Hoe zit het nu, ben je alleen hoogbegaafd als je dat ook laat zien, omdat je iets presteert? Of gaat het niet alléén om presteren en spelen er andere variabelen een rol? Tijd om mijn beeld eens aan te scherpen.
Oerkracht
Prof. dr. Tessa Kieboom van de Antwerpse tak van het Centrum voor Begaafdheidsonderzoek (CBO) schetste in haar lezing een inzichtelijk overzicht. Zij vertelde over haar vijftien jaar ervaring met het werken met hb met meer dan vijfduizend jongeren en volwassenen. Aan de hand van een voorbeeld over Fukushima liet Kieboom zien dat HB meer is dan alleen cognitie, intelligentie en ‘leerhonger’. Voor een HB-kind van acht jaar (basisschool groep 4) betekent de kernramp van Fukushima in zekere zin ook een ramp, omdat het kind zich zorgen maakt: ‘Waar staan dit soort centrales in de eigen omgeving?’, ‘Wat als er ook zoiets in Nederland gebeurt?’ Deze kinderen zijn zich op veel jongere leeftijd, en meer dan hun leeftijdgenoten, versterkt bewust, wat een direct gevolg is van een sterke intelligentie. Dit maakt dat deze kinderen sneller voor dit soort gebeurtenissen gevoelig zijn en daar anders op reageren dan leeftijdgenoten, en dus een andere creativiteit en motivatie hebben. Dat gevoel ‘anders te zijn’ hebben hoogbegaafden zelf al opgemerkt op de eerste dag van groep 1, wat hun innerlijk beïnvloedt. Het zijn kinderen die van nature de lat hoog leggen en daar bovenop komt dat de verwachtingen van de buitenwereld ook hoog zijn. De keerzijde van de medaille is dat faalangst dan steeds opnieuw de kop op kan steken.
De leerhonger wordt soms gezien als gevolg van ‘pusherig’ gedrag van de ouders. Dit blijkt vaak onterecht, want deze leerhonger moet gezien worden als ‘oerkracht’ die deze kinderen met zich mee hebben gekregen, waardoor ze oneindig veel vragen stellen. Wanneer de honger niet wordt gestild kan dat op termijn leiden tot verveling en demotivatie. Prof. dr. Nicholas Colangelo (University of Iowa) liet op deze conferentie zien dat een klas overslaan voor een slim kind belangrijk is: hun prestaties verbeteren er vrijwel altijd door, ze presteren beter dan hun klasgenoten, ze krijgen later goede banen en hebben later als volwassenen geen spijt dat ze klassen hebben overgeslagen. Beleidsmakers willen hier echter vaak niet aan, denken dat het ‘elitair’ is om een klas over te slaan, of denken dat de sociaal-emotionele ontwikkeling van het kind nog niet gelijk is aan dat van oudere klasgenoten. Tevens wordt gedacht dat deze kinderen er toch wel komen, ‘ze zijn immers zo slim’.
Onderwijs
Ook op het gebied van de ‘eigenheid van het anders zijn’, zou er meer ondersteuning geboden kunnen worden. Het ‘hb -probleem’ raakt hier de psychologie. Interessant in dit verband was de presentatie van prof. dr. Heidrun Stoeger (University of Regensburg) die positieve resultaten liet zien van langdurige één-op-één E-mentoring en wat daar allemaal aan mogelijkheden mee bereikt kan worden. Jonge hb-kinderen zouden wellicht baat kunnen hebben bij ‘coaching’ door ouderejaars hoogbegaafde studenten uit het universitair onderwijs, die als ‘rolmodel’ de kinderen richting geven en hun succesvol navigeren door hun middelbare schoolperiode.
Dit congres heeft duidelijk gemaakt dat we nog veel meer moeten en kunnen leren over hb dan we tot nu toe weten. De wetenschappelijke evidentie voor de meest geschikte methode om hb studenten onderwijs te geven is nog flinterdun. Psychologische coaching van buiten de school zou studenten kunnen helpen met onder andere het leren omgaan met stress, terugval, kritiek, samenwerking, competitie en risico’s nemen om doelen te bereiken. Deze vaardigheden zijn even belangrijk ‘als een hoog iq om succes te bereiken’. De invloed van ouders en de opvoeding en de capaciteiten van docenten zijn nog niet eens genoemd, want dit zijn ook belangrijke factoren. Het congres bevestigde dan ook mijn vermoeden dat de oplossingen niet gedestilleerd kunnen worden uit de presentaties die ik op het congres gehoord heb. Het congres werd voornamelijk bevolkt door docenten van het middelbaar onderwijs en basisonderwijs, pedagogen, coaches, schoolleiders en psychologen, die na afloop nog steeds niet weten hoe ze het beste kunnen handelen wanneer er iemand met een iq van 140 of hoger voor hen staat. Wel zijn er richtingen gegeven waarin het denken over hb en de wetenschap kan groeien. De grote doorbraken op dit gebied zullen waarschijnlijk komen uit de hoek van de neurowetenschappen.
Ware zelf
De psychologische problemen van hoogbegaafden lijken sterk op wat Alice Miller in de jaren tachtig van de vorige eeuw beschreef in haar boek Het drama van het begaafde kind. Daarin zette zij uiteen dat begaafde kinderen door de wensen van en eisen uit hun omgeving in de knel raken, doordat ze zich teveel aanpassen aan hun omgeving en zo hun ‘ware zelf’ verdringen. In therapeutische context ontwikkelen deze kinderen een ‘overlevingsstijl’ waarbij er een sterk cognitief gerichte ‘denkende’ persoonlijkheid ontstaat, die bovengemiddeld vaker de neiging heeft om problemen te intellectualiseren.
De vraag is welk gevoel er schuilt achter argumenten en slimmigheden. Een antwoord geven op wat hun werkelijke diepere gevoel is over een specifieke situatie is voor hb-ers vaak moeilijk. Kenmerkend voor deze groep is dat ze niet in staat zijn om lichaamsgevoel te benoemen, trots zijn op hun rationaliteit en soms hooghartig overkomen (Vereniging Mensa, The High IQ Society). Dit type persoonlijkheid hecht verhoudingsgewijs veel waarde aan data en feiten en leeft vanuit hun hoofd (als ik in mijn hoofd kan komen dan kan ik mijn angsten hanteren). Afhankelijk van hun persoonlijkheid, het gezin waarin ze opgroeien, hoe de ouders ermee omgaan et cetera, heeft hun herkomstgeschiedenis op een dieper niveau reeds geleid tot meer of mindere traumatische ervaringen en/of onveilige hechting. Zo zijn er heel wat hoogbegaafden als kind op school gepest.
Cliënten die later in therapie terechtkomen hebben vragen rondom identiteit, moeite met contact en zijn veelal gedissocieerd. Bij een verstoord hechtingsproces of vroeg trauma, zo blijkt uit onderzoek, treedt er diepe ontregeling in het hele lichaamssysteem op (met name ontregeling van het zenuwstelsel dat een invloed heeft op de hele psychologische binnenwereld op latere leeftijd). Mede daardoor treffen we bij deze groep ook vaak verschillende symptomen aan zoals migraine, maar ook adhd, overgevoeligheid voor omgevingsfactoren, depressie en chronische vermoeidheid.
Voer voor psychologen
Willen psychologen hoogbegaafden beter gaan begeleiden, dan is het belangrijk te kijken naar de ‘eigenheid van het anders zijn’ en daarbij niet teveel op de pathologie te focussen, omdat dit juist vaak symptomen zijn van het echte probleem. Juist de eigenheid (h)erkennen en erkennen van HB-cliënten en werken aan eventuele hechtingsproblematiek is een brug naar normalisering van hun bestaan. In rapporten van psychologen en psychiaters is er nu nog te vaak te lezen dat ‘hb niet aantoonbaar is’, omdat het IQ127 is. Natuurlijk moet er sprake zijn van een hoge score op een intelligentietest, maar laten we in ieder geval proberen te erkennen dat er ook een grote grijze zone is.
Het is in ieder geval positief dat er in de onderwijswereld steeds meer aandacht komt voor hoogbegaafden, maar de kloof tussen onderzoek naar hb (ook op latere leeftijd) en de alledaagse schoolpraktijk is nog groot en de inzichten in dit gebied zijn niet baanbrekend genoeg. Daarnaast mag het Nederlandse onderwijsveld veel meer de handen ineenslaan met psychologen, om zo zowel de cognitieve als non-cognitieve problemen van hoogbegaafde kinderen en jongeren preventief te ondervangen.