Lees verder
Toen ik fulltime begon met topsporten als rolstoeltennisster in 2010, ging ik ook meteen psychologie studeren aan de Open Universiteit.
Anouk Bercht

Ik wilde altijd al in de hulpverlening met mensen werken, maar dacht dat een universitaire studie daarvoor te theoretisch zou zijn. Tijdens de opleiding Sociaal Pedagogische Hulpverlening (SPH) kwam ik erachter dat ik dat werk niet uitdagend genoeg vond en ik miste wetenschappelijke onderbouwing.

Het was een grote uitdaging het tennis met een universitaire studie te combineren. Toch vond ik het vooral heel leuk. Studeren was een hobby voor mij. Op toernooien nam ik altijd mijn studieboeken mee. Collega-topsporters hebben daar wel om gelachen. Zagen ze mij weer met mijn boeken over het tennispark slepen, zoekend naar een rustig, zonnig plekje om te studeren. Doordeweeks was ik destijds de hele dag de deur uit om te trainen. Tijdens lunchpauzes zat ik aan mijn studie. En soms lukte dat ’s avonds ook nog, als ik niet al te pittig getraind had. Op zaterdagochtend trainde ik ook nog en ik was zo’n twintig weken per jaar in het buitenland voor wedstrijden. Veel mensen vragen nu aan mij of ik sportpsycholoog wil worden. Maar ik help liever mensen met ernstigere problemen, dat past beter bij mij. Zelf liep ik ook ooit bij een sportpsycholoog. Ik had moeite me te concentreren tijdens wedstrijden. Mijn gedachten maakten allerlei gekke sprongen waardoor ik soms bijna vergat dat ik een wedstrijd speelde. Dat is jarenlang mijn zwakke plek geweest. En ik had toen ook een angstgegner. Maar omdat ik in die tijd zelf ook van alles leerde over gesprektechnieken, ging ik letten op wat de sportpsycholoog deed. Dat werkte dus niet. Uiteindelijk werd mijn wedstrijdfocus beter door de hulp van een zenmeester.

Bizarre wedstrijden

Door psychologie te studeren kon ik sommige tegenstanders denk ik beterdoorgronden, bijvoorbeeld als ze erg met zichzelf worstelden. Dat gebeurt trouwens vaak in de topsport. Ik heb echt bizarre wedstrijden meegemaakt. Een keer kwam een tennisster die de eerste set verloor na een lang wc-bezoek met opengekrabde armen al bloedend terug de baan op. Ik vond dat ze niet meer door mocht spelen, om zichzelf te beschermen. Hoe zou ze reageren als ik de wedstrijd zou winnen? Bovendien mag je volgens de regels dan niet doorspelen. Maar de hoofdscheidsrechter deed niets. Ik schrok daar zo van, ze ging ook helemaal in mijn hoofd zitten. Tussendoor stond ze te krijsen en huilen op de baan. Die wedstrijd heb ik verloren.

In vier jaar heb ik uiteindelijk mijn bachelor gehaald en daar ben ik trots op. Eigenlijk wilde ik toen direct door met mijn master, maar in combinatie met fulltime tennissen was dat echt te zwaar. Ik vond het ook belangrijk om in het weekend tijd te hebben voor vrienden en familie. Dus heb ik me een aantal jaar gefocust op de sport om twee jaar geleden met mijn master klinische psychologie te beginnen.

Afgelopen najaar ben ik gestopt met tennissen. Door strengere regels mag ik met mijn handicap niet meer meespelen met internationale wedstrijden. En ik ben ook over mijn maximum heen qua prestaties, mijn rug kan het niet meer aan. Ik kijk op veel hoogtepunten terug in mijn tenniscarrière. In 2012 won ik de gouden medaille op het dubbelspel tijdens de Paralympische Spelen in Londen en in 2016 won ik een grand slam in het enkelspel op Roland Garros. Ook was ik bijna een jaar lang de nummer 1 van de wereld in het dubbelspel en werd ik meermaals wereldkampioen.

Doordat wedstrijden door de coronacrisis werden afgelast begon ik met stage lopen bij Psychiatrie Riviereneiland. Dat beviel erg goed waardoor ik het leven zonder tennis steeds beter voor me zag. Uiteindelijk heb ik zelf besloten nog wat eerder te stoppen dan eigenlijk moest.

‘ Door psychologie te studeren kon ik sommige tegenstanders denk ik beter doorgronden’

Tijdens mijn stage werkte ik in de tweedelijnspsychiatrie met patiënten met allerlei ziektebeelden. Dat was wel spannend. Pas aan het einde van de studie kom je er eigenlijk pas achter of je het werk wel echt leuk vindt. Dat vind ik vreemd. Maar gelukkig vond ik het erg leuk. Het is fijn te merken dat je anderen vooruit kunt helpen. Dat kreeg ik ook terug van patiënten. Ze voelden zich bij mij op hun gemak.

Ik denk trouwens dat het ook wel meerwaarde heeft dat ik pas op mijn 32e stage heb gelopen. Ik kan me voorstellen dat patiënten zich afvragen wat psychologen van begin twintig nu hebben meegemaakt in het leven, zo jong en succesvol als ze zijn. Die signalen heb ik nooit gehad. Misschien helpt het ook dat ik in een rolstoel zit. Dan weten patiënten direct dat het leven voor mij ook niet alleen maar makkelijk is geweest. Ik heb het in ieder geval ervaren als meerwaarde, niet als iets beperkends.

Ik wil het soort werk dat ik tijdens mijn stage deed nadat ik ben afgestudeerd graag weer oppakken. Al moet ik eerst mijn scriptie afronden. Die gaat over eetstoornissen onder paralympische sporters. Ik ga de prevalentie onderzoeken onder Nederlandse paralympische topsporters, dat is nog bijna nooit gedaan. Ik denk dat het veel voorkomt, als ik afga op wat ik om mij heen gezien heb. En het komt onder olympische sporters ook vaker voor dan bij de rest van de bevolking. Ik ga ook onderzoeken of lichaamsbeeld een rol speelt. Een negatief lichaamsbeeld komt veel voor bij mensen met eetstoornissen en ook bij mensen met een handicap.

Of ik nog blijf tennissen? Omdat ik nu zwanger ben pas ik letterlijk tijdelijk niet in mijn tennisrolstoel, haha. Maar misschien dat ik daarna nog eens af en toe een balletje met mijn man zal slaan. Gewoon voor de lol.’

Beeld: Stijn Rademaker