Lees verder
Hoe vergaat het internationale psychologiestudenten en buitenlandse starters in Nederland? In 2022 spreekt De Psycholoog niet-Nederlandse psychologen in spe en juniorpsychologen over hun kennismaking en ervaringen met ons land. In deze editie: Olga Wuczkowska uit Warschau, Polen, tweedejaars psychologiestudent aan de Universiteit van Amsterdam (UvA).
Anouk Bercht

Mijn generatie is een van de eerste die zo open over mentale gezondheid praat. Zo keek ik op mijn dertiende al samen met vrienden naar allerlei YouTube-filmpjes over angst en depressie. We hadden het er veel over, het hield ons echt bezig.

Zo ben ik geïnteresseerd geraakt in psychologie, en dan met name klinische psychologie. Al was ik altijd al wel geboeid door hoe we in elkaar zitten en hoe we bijvoorbeeld relaties aangaan. Maar dat ik samen met vrienden sprak over iets waar mijn ouders nooit bij stilstonden, maakte het extra interessant, die nieuwigheid. Het voelde haast als een revolutie. Ook omdat er eerst een tijd was waarin ik nooit nadacht over mentale gezondheid, en toen plots was het een belangrijk onderdeel van mijn leven. Ik begon me af te vragen waarom zoveel mensen kampen met een vorm van mentale problematiek, waarom het soms zo lastig kan zijn de realiteit onder ogen te zien.

Mijn vrienden en ik diagnosticeerden elkaar toen ook, daar hebben we het nog steeds weleens over. Niet dat we last hadden van ernstige problematiek, maar we herkenden wel symptomen. Ik ontdekte zelf bijvoorbeeld dat ik wel wat angstig kon zijn. En van stress hadden we allemaal last. We gingen naar een ambitieuze middelbare school waar de werkdruk hoog was. Ik kijk terug op een soort bitterzoete periode. Het was goed om het erover te hebben, maar er kwamen ook pijnlijke zaken naar boven.

Mijn ouders houden zich sinds de pandemie trouwens ook meer bezig met mentale gezondheid. Ze zien dat mensen worstelen en ze vertelden me dat ik als psycholoog straks echt nodig ga zijn.

Een deel van mijn middelbare schooltijd bracht ik door in Zwitserland. Van mijn elfde tot mijn veertiende woonde ik daar samen met mijn ouders en volgde ik onderwijs in het Engels aan een internationale school in Versoix. Dat wilde ik graag doorzetten. Het voelde heel normaal om niet in Polen te gaan studeren. Dat zou als afzakken gaan voelen. Bovendien opende het veel deuren om een bachelor in het Engels te volgen. Zo kan ik nu binnen Europa nog verschillende masters met een Engelse voertaal volgen.

Ik koos voor de UvA omdat ik ergens naartoe wilde waar ik al eens geweest was. Veel van mijn vrienden verhuisden gewoon voor drie jaar naar een stad zonder dat ze daar van tevoren geweest waren. Dat vond ik te spannend. Daarnaast stond de UvA ook goed aangeschreven en was studeren aan een Britse universiteit, waar ik nog even over twijfelde, veel te duur – zelfs al vóór de Brexit. ­

Pandemie

Ik ben tijdens de pandemie begonnen met studeren, nu ben ik bezig aan het tweede jaar. Het afgelopen halfjaar mochten we naar de universiteit komen, wel in kleinere groepjes. Nu zit ik weer veel thuis. Studeren en het studentenleven is totaal niet wat ik ervan verwachtte. Mijn vrienden en ik waren er altijd heel enthousiast over, we hadden echt zin om te studeren. Nu heb ik geaccepteerd dat dit is wat het is. Ik ben er minder verbitterd over. In het begin hoopte ik vooral dat de pandemie snel over zou zijn. Mijn huisgenoten vertrokken allemaal naar hun ouders. Logisch hoor, maar daardoor zat ik veel alleen in deze flat in Diemen. Op de universiteit waren er weinig kansen om anderen te ontmoeten, ik weet niet zeker of het er in het derde jaar van komt. Dan schrijven veel studenten hun scriptie of vertrekken voor een halfjaar naar het buitenland. Voordat ik naar Nederland kwam, maakte ik me ook wel zorgen over hoe mijn sociale situatie hier zou worden.

‘Waarom is het voor sommige mensen zo lastig de realiteit onder ogen te komen?’

Op slechte dagen vraag ik me af of het het nog wel waard is dat mijn ouders zoveel geld betalen zodat ik op een studentenkamer online kan studeren. In Polen studeren was veel goedkoper geweest. Maar mijn ouders beginnen er niet over, dus ik denk dat het wel goed zit. En op goede dagen haal ik plezier uit de kleinere dingen. Mijn huisgenoten zijn ook weer terug en we zijn hechter geworden. Studeren zelf vind ik ook geweldig. Al was en is het soms demotiverend om vanuit mijn bed colleges te kijken, daar word ik zo sloom van. Het is echt een vreemde ervaring geworden.

Waarschijnlijk blijf ik ook na mijn master nog wel in Nederland. Ik heb vanwege de pandemie niet het gevoel dat ik Amsterdam echt heb ervaren. En teruggaan naar Polen is voorlopig geen optie voor mij. Dat was een moeilijke beslissing maar het politiek-maatschappelijke klimaat daar staat me sterk tegen. Zo zijn er hele strenge abortuswetten en is er amper tolerantie richting de LGBT-gemeenschap. Soms vraag ik me af of ze daar wel echt in de 21e eeuw leven.

Het is voor mij makkelijker om het Poolse nieuws van een afstandje te volgen. Dan raakt het me minder. Ik zie in mijn omgeving dat veel jonge mensen uit het land vertrekken om zulke redenen. Ik maak me zorgen over de toekomst van het land en hoop nog enigszins invloed uit te oefenen door vanuit Nederland te stemmen.

Na mijn bachelor wil ik graag de master klinische psychologie doen, want ik wil nog steeds graag klinisch psycholoog worden. Het liefste aan de UvA omdat het programma erg goed is. Alle studenten vinden bijvoorbeeld gegarandeerd een stage. De voertaal van deze master is alleen wel Nederlands dus het is de vraag of het voor mij haalbaar is. Misschien neem ik wel een tussenjaar om de taal te leren. Plan B is om dezelfde master elders in Nederland in het Engels te doen. Ik wil gewoon graag cliënten met mentale problemen helpen, in het Nederlands of in het Engels, het is me om het even. ’

Beeld: Peter Vlackx