Ik wilde sowieso de behandelkant op. En ik heb altijd al iets gehad met het wat gekkere of spannende gedrag van mensen, vandaar misschien dat ik fan ben van de serie ‘Mindhunter’ (waarin twee FBI agenten in de jaren zeventig seriemoordenaars interviewen, om een patroon te ontdekken in hun gedrag -red.). Ik wil ook begrijpen hoe iemand tot een delict komt, of hoe een seriemoordenaar denkt. De risicotaxaties die ik nu incidenteel doe in gevangenissen, doen me qua sfeer soms een beetje denken aan die serie.
Tijdens mijn master liep ik stage bij de Waag in Amsterdam, een ambulante forensische instelling waar ik nu ook werk. De eerste cliënt die ik alleen zag, bij wie ik een intelligentietest afnam, zei: “Heeft mijn behandelaar wel gezegd dat ik heel agressief kan worden?” Ik reageerde een beetje luchtig, in de trant van of ik mij zorgen moest maken. Het ijs was meteen gebroken en de afname van de rest van de testen verliep soepel. Achteraf denk ik dat hij erg gestresst was en mij op deze manier wilde waarschuwen dat als zijn spanning te hoog zou zijn hij zo zou kunnen reageren. Als ik er nu op terugkijk is zo’n gesprek de reden dat ik in het forensische veld wil werken, namelijk om juist bij mensen waar het spannend kan aanvoelen proberen contact te leggen.
‘Ik heb altijd iets gehad met het wat gekkere of spannende gedrag van mensen’
Onvoorspelbaar
Na mijn stage ging ik als groepsleider werken in de Van der Hoeven Kliniek, op een leefgroep met patiënten die voornamelijk kampten met persoonlijkheidsproblematiek en/of ASS. Daarnaast heb ik altijd veel risicotaxaties gedaan van andere tbs-patiënten. Ik had toen nog geen idee hoe het binnen een tbs-kliniek gaat en vond het aanvankelijk heel spannend. Op mijn eerste dag wist ik dat ik moest gaan lunchen met patiënten die veelal veroordeeld waren voor moord en verkrachting. Ik was bang dat ze mij gingen uittesten. Alle patiënten zaten al aan tafel en ik ben toen vrij ongemakkelijk iedereen langs gegaan om ze een hand te geven. De lunch viel mij mee en het gesprek ging volgens mij voornamelijk over voetbal, onveilig heb ik me niet gevoeld.
Ik heb weinig met agressie te maken gehad in mijn tweeënhalf jaar daar. Eén keer gooide een patiënt een stoel mijn richting op, omdat ik hem niet op verlof liet. En een keer was bij een patiënt zijn medicatie verkeerd afgesteld, die man uitte bedreigingen op de groep en ik stuurde hem naar zijn kamer. Toen zei hij: “Je bent m’n vader niet!” Bijzonder, want hij was twee keer mijn leeftijd. Hij staarde mij zo lang indringend aan dat ik dacht dat hij me voor mijn bek ging slaan. Het mooie was dat een andere patiënt ertussen kwam en hem tot rust bracht. Hij bracht hem naar zijn kamer zodat ik hem kon insluiten. Uiteindelijk is het de leefomgeving van de patiënten, dus als een patiënt zich misdraagt en zich gevaarlijk opstelt hebben andere patiënten daar last van. Het is de taak van de groepsleider dat deze verantwoordelijkheid deels bij de patiënt komt te liggen. Die kan zo een bijdrage leveren aan de veiligheid op de leefgroep.
Desondanks was de sfeer vaak wel vijandig. Sommige tbs’ers ervaren hun opname als een verlenging van hun gevangenisstraf, en meestal zijn dat degenen met weinig zelfinzicht. Er zit geen einddatum aan, dat zorgt voor onzekerheid en vijandigheid. Het moeilijke, maar ook het meest leuke van het werk als groepsleider is dat je met de patiënt een vertrouwensband wil opbouwen, maar je diezelfde patiënt ook moet begrenzen. Je komt daarmee ook wel in conflict qua rollen die je hebt. Zo kan het voorkomen dat je de patiënt laat weten dat hij niet op verlof kan, om vervolgens een uur later samen met hem bij het avondeten aan te zitten.
Een eigen kantoor
Maar uiteindelijk wilde ik echt als psycholoog aan de slag, daarom ben ik overgestapt naar de Waag. Hier kreeg ik mijn eigen kantoor, dat was best heftig in het begin. Het was nog leeg, ik moest een caseload opbouwen, dat is inmiddels aardig gelukt. Sommige cliënten komen hier vrijwillig, met bijvoorbeeld een agressieprobleem dat behandeld moet worden. Als er niks gebeurt, kan het leiden tot justitiecontacten, dat proberen we te voorkomen. We werken voornamelijk met cliënten met een voorwaardelijke invrijheidstelling die door de rechter behandeling is opgelegd.
Ik behandel ook veel vermogensdelinquenten: fraude, diefstal of handel in drugs. Soms komt iemand te weinig opdagen, dan heb ik contact met de reclassering over wat we gaan doen. Maar over het algemeen is dit veel dankbaarder werk dan in de tbs, je hebt hier amper conflict in rollen, wat ten goede komt van de behandelrelatie.
Impact
Soms moet ik ook naar de gevangenis voor een delictanalyse en risicotaxatie, als zware delinquenten voorwaardelijk vrij kunnen komen. Inmiddels heb ik vier taxaties gedaan. Laatst had ik een man die niet het achterste van zijn tong liet zien en zei dat hij zich niks kon herinneren van zijn aandeel in de moord die in vereniging was gepleegd. Om iets los te peuteren vroeg ik hoe de nabestaanden zouden reageren als zij dat zouden horen. “Dat is natuurlijk verschrikkelijk voor hen,” zei hij, maar hij kon dat totaal niet onderbouwen. Ik voelde het ook niet bij hem. Er was namelijk veel over in de media verschenen, dus vroeg ik waarom hij daar geen artikelen over had opgezocht. Toen zei hij: “Het is jouw issue dat ik dat niet weet, ik heb er geen behoefte aan.” Uiteindelijk heb ik hem teruggekoppeld dat ik vond dat hij geen inlevingsvermogen had. Dat vond ik spannend, maar tot mijn verbazing was hij het met me eens.
Ik werk hier nu een maand of tien en met veel plezier, juist omdat je hier als basispsycholoog veel verantwoordelijkheid krijgt, en ik zowel behandeling als diagnostiek kan doen. Ik zit goed op mijn plek en kan mij als therapeut verder bekwamen. Hopelijk kan ik in de toekomst de gz-opleiding doen, het liefst binnen deze organisatie.’
Beeld: Marieke Wijntjes