Lees verder
‘Op de middelbare school was mijn interesse in psychologie nog niet heel concreet. Ik wilde toen graag docent worden, Frans, want dat vond ik een heel leuk vak. Uit gesprekken met docenten en mijn mentor bleek echter dat ik het vooral leuk vond om mensen te helpen. Vertrouwenspersoon worden leek me wel wat, maar word je dan docent om les te geven of omdat je vertrouwenspersoon kan zijn, vroeg mijn mentor terecht. Op school kwamen toen studenten psychologie iets vertellen over het brein en ontwikkelingspsychologie. Dat sprak me ook erg aan en zo ben ik op het pad van de psychologie gekomen.
Jeroen van Goor

Mijn bachelor op de Universiteit van Amsterdam heb ik cum laude gehaald. Mijn scriptie ging over rekenangst bij kinderen. Dat kinderen helemaal in paniek kunnen raken van sommetjes maken. Mijn begeleider deed onderzoek naar de relatie tussen die angst en de prestatie. Mijn onderzoek ging over de vraag of de specifieke emotieregulatiestrategie van het kind kan helpen die faalangst het hoofd te bieden. Het was empirisch onderzoek, waarbij we scholen af gingen met vragenlijsten. Er kwam geen duidelijk verband uit naar voren met betrekking tot emotieregulatie; wel dat rekenangst inderdaad nadelig kan zijn bij de prestaties.

Inmiddels doe ik de master gezondheidszorgpsychologie, met de richtingen klinische ontwikkelingspsychologie en klinische psychologie. Ik weet nog niet precies of mijn passie nu ligt bij kleine kinderen of juist volwassenen, in ieder geval wil ik niet verder die schoolkant op met rekenen, taal en toetsen. Best grappig als je bedenkt dat ik vroeger docent wilde worden.

Buddyzorg

Toen ik naar de universiteit ging had ik het beeld dat ik alle vakken boeiend zou gaan vinden. Dat viel een beetje tegen, maar ik vond het heel fijn dat het zelfstandig was, niet schools. Ik kan ook prima zelf studeren en mezelf motiveren een dag lang aan de studie te gaan.

In het begin kregen we het advies ook buiten de opleiding te werken aan je cv, dat vergroot je kansen op de arbeidsmarkt. De eerste maanden had ik daar geen tijd voor, het was ineens heel veel literatuur lezen en spannende tentamens doen. Daarna heb ik vrijwilligerswerk gedaan bij de Regenbooggroep, als buddy van een jongere met psychische problemen. Met haar ondernam ik alledaagse dingen, we probeerden haar sociale contacten op te vijzelen. Maar vooral was ik een luisterend oor. Het waren geen mini-behandelingen ofzo, maar uit de studie herkende ik wel dingen, bijvoorbeeld bepaalde klachten die vaak samen voorkomen. Ik had vooral veel aan de trainingen in gespreksvoering, bijvoorbeeld hoe je iemand zich echt gehoord kan laten voelen.

Momenteel ben ik vrijwilliger bij stichting @Ease, een organisatie die toegankelijke hulp biedt, waar mensen kunnen aankloppen om over hun problemen te praten. Daar probeer ik jongeren te helpen met vragen over seksualiteit, psychisch welzijn en hun thuissituatie. Het is een laagdrempelige ondersteuning, maar je kunt iemand wel echt op weg helpen.

Vorig jaar werd ik derde bij de essayprijsvraag van De Psycholoog. In mijn stuk pleitte ik voor investeren in de behandelrelatie in plaats van een quick-fix met bijvoorbeeld e-health. Dat onderwerp probeer ik ook aan te kaarten als student, ik discussieer erover met docenten. Sommigen zijn het met me eens, anderen wijzen erop dat je in korte tijd ook veel kan bereiken. Hetzelfde hoor ik van andere studenten, ik denk dat we er binnen de psychologie wel goed in zijn om het oneens met elkaar te zijn. Ik ga geen actiegroep oprichten ofzo, ik schrijf er vooral over omdat het onderwerp me aan het hart gaat en ik zelf later op die meer duurzame manier zou willen werken.

CGT-bolwerk

Vorig jaar kreeg ik het vak klinische psychotherapie, dat vond ik erg inspirerend. De UvA is best rechtlijnig: vrijwel alles gaat over cognitieve gedragstherapie, terwijl ik zelf het idee heb dat er wel meer is binnen de psychologie, maar qua onderwijs is er weinig ruimte voor. Bij dit vak zei de docent: “Kom maar op met je mening, dan gaan we de discussie aan.” Tot die tijd was alles best omkaderd en was er weinig ruimte voor eigen input. Het leukste vind ik daarom de vakken waarbij de docent bereid is het draaiboek uit het raam te gooien als de studenten met eigen ideeën komen. Zeker in de eerste jaren miste ik de stimulans zelf op onderzoek uit te gaan, die je toch eigenlijk wel mag verwachten binnen de universiteit.

Ik kijk veel intakegesprekken mee, als een soort kamerplant

Nu loop ik stage bij psychologie La Croix, een relatief kleine instelling. De meeste psychologen daar zijn psychodynamisch georiënteerd. Ik doe vooral diagnostiek omdat ze daar de therapeutische relatie ook heel belangrijk vinden. Als ik mee zou kijken bij een gesprek, zou dat die relatie verstoren. Ik kijk veel intakegesprekkem mee, als een soort kamerplant. Daar schrijf ik dan een verslag over.

Het is voornamelijk specialistische ggz. Dan kan het gaan om zware depressie, persoonlijkheidsproblematiek, angststoornissen. Mensen moeten vaak heel lang wachten tot ze hun verhaal kwijt kunnen. Als ze dan komen, kunnen ze heel geëmotioneerd zijn. Het is wel heel anders om dat in het echt te zien dan er alleen over te lezen zoals in de studie.

Opmars psychoanalytische psychotherapie

In de toekomst hoop ik zelf ook tegenover zo’n cliënt te zitten, maar het lijkt me wel heel spannend. Iemand rekent echt op je, verwacht iets van je, terwijl je soms misschien niets zinnigs te zeggen hebt. Maar op mijn stageplek leer ik veel en het is zeker een stimulerende omgeving voor me.

Tot dusver ben ik heel blij met mijn masterkeuze. Ik ben vooral geïnteresseerd in psychoanalytische psychotherapie, ik heb het idee dat die weer aan een opmars bezig is. Binnen de UvA ligt de nadruk er dus niet op, maar ik zoek het wel op buiten de uni door bijvoorbeeld lezingen, congressen en collegereeksen bij te wonen, bijvoorbeeld van de vereniging voor psychoanalyse. Ik zie mezelf ook wel lid van die vereniging worden en in de ambulante ggz werken. Het liefst stroom ik na mijn master meteen door naar de Psychotherapie- opleiding. Maar als dat niet lukt, kan het ook via de gz-opleiding.’

 

Beeld: Peter Valckx