Een scène uit Toren C. Kantoorhumor, herkenbaar, niet omdat het bij ons ook zo is voorgevallen, maar omdat we het misschien wel gedacht hebben. Niet voor niets sloeg de serie aan. Binnenkort start het vijfde seizoen bij de VPRO.
Actrice en programmamaker Margôt Ros bedacht en schreef de serie samen met Maike Meijer, het duo neemt ook de hoofdrollen voor zijn rekening. Hoewel alle scènes zich afspelen in een kantoor, heeft Ros nauwelijks ervaring met het bedrijfsleven. Hoe verdiept ze zich in de kantoormens? ‘Dat hoeft niet,’ antwoordt ze luchtig. ‘Het uitgangspunt was niet om kantoorscènes te maken en daar gaat het in wezen ook niet om.’
Het begon met een idee voor een verzameling sketches die zij en Meijer graag wilden spelen. Omdat er een verbindende factor nodig was, ontstond het idee om alles in hetzelfde gebouw te laten gebeuren. ‘Het moest een complex worden waar van alles mogelijk is, behalve wonen. We zochten een omgeving waar je veel gezichtsverlies kunt lijden. Dat is op je werk, concludeerden we, in vergaderingen of bij een klant. Daar heb je veel meer te verliezen dan thuis.’
De relatie met collega’s is een vreemde als je er goed over nadenkt, vindt Ros. ‘Collega’s heb je doorgaans niet uitgekozen, toch breng je er vaak veel tijd mee door. Ze zitten op je, aan je en kruipen onder je huid. Maar hoewel je elkaar vaak ziet, is het niet intiem. Soms weet je de meest basale dingen niet van je collega’s.’
Koffiepads
Toren C draait altijd om intermenselijk contact, aldus Ros. Inspiratie halen ze vaak uit hun eigen leven, uit verhalen van mensen of uit de krant. Ze nemen iets wat hen raakt, vergroten het uit en geven er een ‘comedy-draai’ aan. Zoals dat je soms onredelijk boos kunt worden als de koffiepads weer niet zijn aangevuld. Of over hoe moeilijk het is een kaartje te sturen naar iemand die een geliefde heeft verloren. Hoe ziet zo’n kaart eruit, wat moet erop? Ros: ‘En daar fantaseren wij op door: wat nou als je echt de plank misslaat?’
Het denkbeeldige kantoorgebouw is meer dan een kantoor alleen; er is ook een zwembad mogelijk, of een sauna, een manege of een dokterspraktijk, als dat voor een scène nodig is. Die dokterspraktijk was bijvoorbeeld nodig voor een veelbekeken scène op YouTube: de poeppoli.
Ros: ‘Het begon bij de ervaring die je in ziekenhuizen kunt hebben. Je komt daar met iets gênants bij de dokter en dan komen er coassistenten bij die vragen of het goed is dat ze erbij zijn. Natuurlijk zeg je ja, want ze moeten nog leren en dat wil je niet tegenwerken. Ze geven je een hand, en dan gaan ze van alles met je doen. Het is ongemakkelijk, maar daar zet je je telkens overheen. Met dat gevoel wilde ik iets doen.’
Het is niet zo dat ze oplet als ze in een bureaucratische omgeving komt, de ideeën komen echt op haar pad. ‘Ik was laatst op een feest, iemand tilde me op en draaide me rond, waardoor cola uit mijn glas gutste. Daarop begon een andere gast me uit te schelden dat ik een vreselijke vrouw was. Ik snapte er niets van! Daar maak ik dan een scène over. Je hebt ook mensen die helemaal niet kunnen troosten, dat kent iedereen. Het zijn dat soort ervaringen die ons inspireren. Een Toren C-scène, eigenlijk gebeuren ze elke dag voor je neus.’
Omdat ze dicht bij zichzelf blijven, hoeft Ros niet per se over veel mensenkennis te beschikken, zegt ze. Wel heeft ze veel kennis van emoties en dan vooral haar eigen emoties. En ze heeft een rijke fantasie. ‘Ik kan me heel makkelijk in mensen of situaties verplaatsen. En ik overdrijf, ik maak het absurd.’
Het enige waarmee zij en Meijer moeite hebben, is om te bedenken waar mensen op kantoor eigenlijk over praten. ‘We hebben geen idee. Dat houden we heel algemeen. We zeggen vaak tegen elkaar: “Heb jij de files van 2007?” Dat is een soort running gag. Of we beginnen een scène met: “Oké, spelen we dat door naar de klant, werk jij dat even uit, dan zorgen we dat we voor de zestiende klaar zijn.” En dan gaat de scène verder over een menselijk onderwerp zoals: je wilt iemand maar die wil jou niet. Je wilt hogerop, maar dat lukt niet. Je bent hogerop, maar maakt een fout en valt terug. Die begintekst is alleen maar een opstapje naar de scène.’
En blijkbaar werkt het, zegt Ros. ‘We hebben in ieder geval nog nooit een brief gehad van iemand die vroeg: “waar hébben jullie het over?”’