Lees verder
‘Binnen vijf jaar een hersenscan bij sollicitatie,’ zo voorspelde een professor neuro-economie in 2009.1
Rogier A. Kievit

De scan zou ‘alle onzekerheden en twijfels’ bovenbrengen. Dertien jaar later is het zo’n vaart niet gelopen. Dergelijke feitenvrije neurononsens, die zich de legitimiteit van hersenscans aanmeet zonder de uitdagingen serieus te nemen, is helaas niet zeldzaam. De serieuze tak van neuroimaging doet er goed aan zulke randverschijnselen scherp voor ogen te houden, want ze vinden hun oorsprong in overenthousiaste studies, vooral uit vroege jaren van (mri) neuroimaging. Deze brachten grootste voorspellingen met zich mee. Scanners zouden de ouderwetse vragenlijsten, interviews en tests vervangen omdat ze ‘objectief’ zouden zijn. Het voordeel van dergelijke hemelbestormende voorspellingen is dat ze het in de media, en bij beursaanvragen, vaak goed deden. Het nadeel is dat wanneer zulke onmogelijke en soms tegenstrijdige beloftes onvermijdelijk niet uit (kunnen) komen het geduld en het geld op kunnen raken.

Er zijn overigens uitstekende redenen voor neuro-imaging. Allereerst de fundamentele waarde: de evidentie dat de ongeveer 1,2 kilo materie in onze schedel essentieel is voor onze mentale vermogens en processen is overweldigend. Het menselijk brein maakt ons tot wie we zijn, en alle stappen, of stapjes, die we maken om deze mechanismes beter te begrijpen hebben intrinsieke waarde. Belangrijker nog, zulk door nieuwsgierigheid gedreven, fundamenteel onderzoek heeft de hardnekkige gewoonte tot onvoorziene toepassingen te leiden. Een studie in Nature vorige maand liet bijvoorbeeld zien dat we inmiddels ‘breincurves’ kunnen maken: zoals we de groei van kinderen al jaren in groeicurves kunnen vangen, is dat nu ook mogelijk bij verschillende aspecten van ons brein – en atypische ontwikkeling kan, in principe, vroeg gespot en gemonitord worden.2 Een enorme prestatie, op basis van hersenscans van ruim honderdduizend mensen (!), en tien jaar geleden nog ondenkbaar.

Andere inzichten zijn verkregen uit contrasten. Zo is het steeds duidelijker dat de structurele hersenverschillen van mensen met en zonder depressie verwaarloosbaar zijn, terwijl diezelfde verschillen bij een diagnose van autisme goed te detecteren zijn. Dat kan ons wellicht helpen de ontwikkelingsoorsprong van beide mentale gezondheidsproblemen beter te begrijpen. Meer directe translatie naar de praktijk zijn bijvoorbeeld Brain-Computer-Interfaces (bci), waarmee mensen (bijvoorbeeld) hun rolstoel door middel van hersenresponsen kunnen bedienen. Zulke innovaties leunen vaak sterk op eerder, meer fundamenteel onderzoek, dat geen toepassingen voor ogen had. Maar een algoritme dat een halve seconde sneller hersenactiviteit classificeert, maakt het verschil tussen een goed en een waardeloos functionerende bci. Een ander voorbeeld is de communicatie met mensen van wie voorheen gedacht werd dat ze in vegetatieve toestand waren – door middel van hersenresponses zoals mri bleken sommige patiënten ineens met de buitenwereld te kunnen communiceren.3 Deze week, bijvoorbeeld, communiceerde een verlamde als-patiënt met zijn omgeving: hij wilde graag ‘hard’ naar muziek van de band Tool luisteren4 (dus een uitstekende smaak – ik heb een kaartje voor Tool op 19 mei).

Als we willen dat neuro-imaging binnen en buiten de wetenschap aanzien houdt, en het fundament voor translatie robuust is, dan moeten we de lat extra hoog leggen, en weinig geduld hebben met neurononsens.

Bronnen:

  1. https://www.parool.nl/nieuws/binnen-vijfjaar-hersenscan-bij-sollicitatie~b5996836/
  2. Bethlehem, R.A., Seidlitz, J., White, S.R. ,Vogel, J.W., Anderson, K.M., Adamson, C., … & Alexander-Bloch, A.F. (2022).Brain charts forthe human lifespan. Nature, 1-11.
  3. Owen, A. (2017). Into the gray zone: A neuroscientist explores the border between life and death. Simon and Schuster.
  4. https://loudwire.com/man-with-als-usesbrain-implant-communicate-listen-tool/

Beeld: Stijn Rademakers