Lees verder
Wetenschappelijk onderzoek naar hoe herinneringen kunnen vervormen komt onder meer voort uit rechtszaken waarbij getwijfeld werd aan de authenticiteit van herinneringen. Het gaat bijvoorbeeld om rechtszaken waarbij iemand later blijkt valselijk beschuldigd te zijn van seksueel misbruik. Zulke zaken gaan soms zo. Iemand met mentale klachten ondergaat psychologische behandeling. Wat er dan soms gebeurt, is dat de therapeut veronderstelt dat de klachten het gevolg zijn van een verdrongen herinnering aan misbruik uit het verleden. In bepaalde gevallen gaat de patiënt zich dan plots herinneren dat hij/zij inderdaad vroeger is misbruikt. De vraag is of zulke hervonden herinneringen in feite herinneringen zijn aan niet-meegemaakte gebeurtenissen, ook wel pseudo-herinneringen genoemd.
Henry Otgaar

Eén manier om zulke pseudo-herinneringen in het psychologisch laboratorium te induceren is middels de implantatie-methode. Experimentleiders nemen contact op met de ouders van volwassen deelnemers en vragen of hun kind ooit in een luchtballon heeft gevlogen. Als het antwoord nee is, kunnen hun kinderen meedoen aan het onderzoek. Een dag ofzo later wordt aan de deelnemers gesuggereerd dat ze in hun kindertijd in een luchtballon hebben gevlogen. En dat hun moeder dat heeft bevestigd. Tussen de 30 en bijna 50% van gezonde volwassenen proefpersonen gaan uiteindelijk mee met die suggestie.1 Sterker nog: ze voegen allerhande details toe aan hun verhaal zoals dat ze herinneren dat ze over de Efteling vlogen en in een weiland in Eindhoven landden.

Kritiek2 op zulke studies bestaat al sinds de eerste studie die in 1995 door de Amerikaanse psychologen Loftus en Pickrell werd uitgevoerd. De nepgebeurtenissen zouden bijvoorbeeld weinig te maken hebben traumatische gebeurtenissen. Inmiddels weten we dat onderzoekers erin geslaagd zijn pseudo-herinneringen te implanteren aan negatieve (ziekenhuisopname), pijnlijke (gebeten worden door een hond), en zelfs schaamtevolle gebeurtenissen (zwembroekje dat uitvalt tijdens het zwemmen). Zulke karakteristieken (bijvoorbeeld de negatieve lading) komen sterk in de buurt van kenmerken die ervaringen zoals misbruik bevatten.

Een ander punt van kritiek is dat zulke studies niet ethisch zijn.3 Onderzoekers liegen namelijk tegen deelnemers waardoor een deel zelfs nepherinneringen ontwikkelt. Wetenschappelijk onderzoek naar de ethische kant van het implantaren van herinneringen is schaars. Maar er is goed nieuws. De Ierse psycholoog Murphy en collega’s stelden onlangs aan proefpersonen een aantal vragen nadat ze hadden meegedaan aan een implantatie-onderzoek.4 Het betroffen vragen over de ethische kant van het onderzoek. Wat bleek? De meeste proefpersonen waren zeer positief over het onderzoek, hadden geen spijt van hun deelname, en vonden de deceptie van de studie acceptabel. Ook stelden ze dat ze zelfs hadden meegedaan als ze van tevoren hadden geweten wat het doel was van het onderzoek.

Onderzoek naar geïmplanteerde herinneringen is relevant om te weten hoe het kan dat mensen pseudo-herinneringen ontwikkelen aan zeer traumatische ervaringen zoals misbruik. Onderzoek hiernaar is relatief beperkt. Het is natuurlijk niet ethisch om in een lab nepherinneringen aan misbruik te implanteren. Wel lijkt de huidige implantatie-methode ethisch.

Een oproep naar meer wetenschappelijk onderzoek naar zulke geïmplanteerde herinneringen kan dus niet uitblijven. Bij dezen.

Bronnen

  1. https://www.tandfonline.com/doi/full/10.1080/09658211.2016.1260747
  2. https://www.tandfonline.com/doi/abs/10.1080/15379418.2019.1590285
  3. https://onlinelibrary.wiley.com/doi/abs/10.1002/(SICI)1099-0720(199806)12:3%3C198::AID-ACP1522%3E3.0.CO;2-Y
  4. https://www.tandfonline.com/doi/full/10.1080/09658211.2023.2170417?role=tab&tab=permissions&scroll=top

Foto: Philip Driessen