Lees verder
Je zou zeggen dat de Griekse filosoof Plato (427-348 v. Chr.) met de acteur Tom Cruise niets gemeen heeft, maar schijn bedriegt. Beiden geloven dat ons vleselijk lichaam een onsterfelijke ziel gevangen houdt en misleidt, en dat ware kennis afkomstig is van die ziel en niet uit de waarneming. De weg die tot deze overtuiging leidt is echter heel verschillend: die van Plato komt voort uit een zeer grondige analyse van wiskundige kennis, die van Cruise uit zijn geloof in het bizarre evangelie van de Scientology-kerk.
Denny Borsboom

Wiskundige kennis is mysterieuzer dan welk evangelie ook. Over cirkels weten we bijvoorbeeld van alles: dat ze perfect rond zijn, dat alle punten op een cirkel even ver van het middelpunt liggen, en dat de verhouding tussen omtrek en diameter gelijk is aan ­. Maar hoe weten we dat? Niemand zag ooit een perfecte cirkel, want die bestaat uit oneindig veel oneindig kleine punten en daarbij steken onze cirkels op papier rafelig af. Ook hebben we als mensensoort slechts een eindig aantal cirkels waargenomen, terwijl onze wiskundige kennis voor alle mogelijke cirkels geldt. We kunnen die kennis over cirkels dus nooit uit empirische waarnemingen opgedaan hebben, zou je zeggen. Hoe komt zulke kennis dan in het mensenhoofd terecht? Volgens Plato is er maar één conclusie mogelijk: die kennis moet aangeboren zijn. Vandaar zijn onsterfelijke ziel. Die heeft de wiskunde gestolen uit de Hemel.

Die ziel is natuurlijk net zulke onzin als de Scientology van Tom Cruise, maar het belang van Plato’s argument op zichzelf is nauwelijks te overschatten. De stelling dat de empirie te ‘arm’ is om de inhoud van onze kennis te verklaren heeft de psychologie sterk beïnvloed. De linguïst Noam Chomsky draaide er bijvoorbeeld de behavioristen de nek mee om. Iedereen die weleens een interview verbatim heeft uitgetypt weet dat mensen zelden een correcte zin produceren, en volgens Chomsky is het voor kinderen onmogelijk om uit dat gebrekkige gebazel een grammatica te destilleren op basis van imitatie en operant conditioneren, zoals de behavioristen meenden. Toch leren kinderen gemakkelijker taal dan schoenveters strikken. Dat kan volgens Chomsky alleen als een rudimentaire grammatica al bij voorbaat in het menselijk systeem aanwezig is. Aangeboren dus.

De argumentatievorm van Plato is recent ook gebruikt om aan te tonen dat de mens geboren wordt met kennis over ruimtelijke vormen, causaliteit, en zelfs natuurkunde. Men beweert op basis van baby-onderzoek bijvoorbeeld dat zeer jonge kinderen sterker reageren op schendingen van natuurwetten (bijvoorbeeld voorwerpen die opstijgen) dan op gebeurtenissen die daarmee in overeenstemming zijn (voorwerpen die vallen). Dat kan alleen, zeggen onderzoekers, als die zuigelingen ter wereld kwamen met natuurwetten in het hoofd.

Waar Plato de onsterfelijke ziel opvoerde, zet de moderne psycholoog de evolutie in. Die heeft de relevante kennis op raadselachtige wijze versleuteld in het brein. Veel beter wordt het daar niet van, want zolang die versleuteling onbekend blijft is de evolutie al net zo’n verklarings-technische stoplap als de onsterfelijke ziel – niemand snapt immers hoe kennis van cirkels of zwaartekracht in het DNA zou moeten worden gecodeerd. Zo blijven we ook in de 21e eeuw met Plato’s raadsel zitten.