Lees verder
Else de Jonge

Onze levensverwachting is sinds de jaren zeventig met gemiddeld tien jaar gestegen. Die extra jaren gaan echter gepaard met een grotere kans op mentale ziekten. Mediteren lijkt dit risico te kunnen indammen.

Dat suggereren psychologen aan de Universiteit van Californië op basis van een onderzoek waaraan honderd mensen deelnamen: mannen en vrouwen, in leeftijd variërend van 24 tot 77 jaar. Vijftig van hen mediteerden regelmatig en deden dat al minstens vier en maximaal 46 jaar. In de controlegroep mediteerde niemand.

Met hersenscans bij alle deelnemers brachten de onderzoekers het verband in kaart tussen leeftijd en grijze stof: zenuwweefsel aan de oppervlakte van de hersenen van betekenis voor de verwerking van informatie. De afname van grijze stof zet bij iedereen al in vanaf het twintigste levensjaar en kan op termijn leiden tot Alzheimer en andere neurodegeneratieve aandoeningen. Reductie van grijze stof bij het klimmen der jaren was in beide groepen zichtbaar, maar leek bij de mediterende deelnemers minder snel te gaan. Bij de laatsten strekte de weefselafname zich bovendien over grotere hersengebieden uit.

De onderzoekers zijn voorzichtig in hun conclusie en erkennen dat leefwijze en genetische aanleg eveneens van invloed kunnen zijn op het tempo waarmee iemands grijze stof aan volume verliest. Niettemin stellen ze voor hun vermoeden in een grootschaliger onderzoek te toetsen. Als mediteren inderdaad het veronderstelde effect heeft, is dat immers een voor veel mensen toegankelijke en goedkope vorm van ziektepreventie. (EdJ)

Bron: E. Luders, E. et al. (2015). Forever young(er): potential age-defying effects of long-term meditation on gray matter atrophy. Frontiers of Psychology, doi: 10.3389/fpsyg.2014.01551