Intergroep-differentiatie is de mate waarin mensen onderscheid maken tussen wij en zij, tussen familie en vreemden, tussen mensen met en zonder macht. De hypothese dat breedtegraden hierop van invloed zijn, is een optelsom van twee andere hypotheses. De pathogene stresshypothese stelt dat mensen in warme gebieden waar veel ziekteverwekkende bacteriën en virussen voorkomen, zich meer richten op de eigen groep om infectie door contact met buitenstaanders te voorkomen. De rijst-tarwehypothese benadrukt dat rijstteelt in vergelijking met tarweteelt een veel intensievere samenwerking vereist, en dus leidt tot meer intergroep-differentiatie. Omdat zowel de aanwezigheid van ziekteverwekkers als rijstteelt afnemen vanaf de evenaar richting beide polen, doen de pathogene stresshypothese en rijst-tarwe hypothese dezelfde voorspelling: hoe verder verwijderd vanaf de evenaar, hoe minder intergroep-differentiatie.
De Groningse onderzoeker Evert van de Vliert testte deze voorspelling op basis van bestaande cross-nationale onderzoeken uit verschillende tijdsperioden. Intergroep-differentiatie werd voorheen geoperationaliseerd als de mate waarin de groep beslissingen neemt met grote gevolgen voor de individuele leden, en in recent onderzoek als de mate van discriminatie en nepotisme in een samenleving. Alle gegevens wezen in dezelfde richting. Intergroep-differentiatie was het hoogst in landen rondom de evenaar en nam zowel richting het zuiden als het noorden af. Een vergelijkbaar verband rondom de Greenwich- meridiaan richting het oosten en het westen ontbrak. Breedtegraden, en niet lengtegraden, zijn dus van invloed op intergroep-differentiatie. Beleid dat discriminatie wil tegengaan kan dus beter een noord-zuidagenda hanteren dan een oost-westagenda.
Bron: Van de Vliert, E. (2019). The global ecology of differentiation between us and them. Nature Human Behaviour. doi: 10.1038/s41562-019-0783-3