Lees verder
Een avatar – de grafische representatie van een mens op een computerscherm – kan grootschalige ­ondervragingen tijdsefficiënter maken door de taken over te nemen van bijvoorbeeld een politieagent of douanier.
Else de Jonge

Onderzoekers aan de Universiteit van Twente vroegen zich af of verhoren met een avatar effect heeft op de mate waarin je met een leugendetector kunt nagaan of de verhoorde liegt. Zij concluderen dat dit alleen het geval is als de verhoorde gelooft dat de avatar aangestuurd wordt door een mens. Aan het onderzoek deden 79 studenten mee. Zij meenden een test voor een assessmentprocedure uit te proberen en moesten de rol op zich nemen van een manager die taken overneemt van een zieke collega. Een daarvan is het ondertekenen van een voor de firma belangrijk contract, waarop de naam van de zieke werknemer staat voorgedrukt. Hoewel onbevoegd een contract ondertekenen met de verkeerde naam illegaal is, ondertekende 88 procent van de deelnemers het formulier.
Na het afronden van hun taken kregen de deelnemers individueel te horen dat ze ten onrechte een contract ondertekend hadden en daarover zouden worden verhoord door Brad, een virtuele ondervrager. Of die al of niet werd aangestuurd door een onderzoeker werd in het midden gelaten. Een deel van de proefpersonen kreeg de opdracht te liegen, een ander deel moest de vragen naar waarheid beantwoorden.
Met huidsensoren maten de onderzoekers of de deelnemers tijdens de ondervraging meer zweet afscheidden: een autonome fysiologische reactie bij leugenaars die, naar wordt aangenomen, voortkomt uit angst ontmaskerd te worden. Bij de liegende deelnemers die geloofden dat Brad volledig computergestuurd was, bleek die leugenachtigheid niet te kunnen worden afgeleid uit hun zweetproductie. Bij leugenaars die geloofden dat achter Brad een levende persoon schuilging, was dat wel het geval. (EdJ)

Bron: Ströfer, S. et al.. (2016). Interviewing suspects with avatars: avatars are more effective when perceived as human. Frontiers in Psychology. doi: org/10.3389/fpsyg.2016.00545