Dit blijkt uit cross-sectioneel onderzoek van de Open Universiteit en Rutgers, kenniscentrum seksualiteit. Aan dit onderzoek werkten 216 Nederlanders met een misbruikgeschiedenis mee. Allemaal hadden ze na 2007 hulp gezocht in de ggz. Eerder, in 1996 en 2003, hadden onderzoekers geconstateerd dat met name de behandeling van ernstig getraumatiseerde slachtoffers te wensen overliet. Daarop zijn destijds diverse beleidsmaatregelen genomen. Het werd bijvoorbeeld standaard om tijdens de intake naar misbruikervaringen te vragen en er werden vijf gespecialiseerde centra opgericht.
Of deze maatregelen effect hebben, valt te betwijfelen. Enerzijds geeft driekwart van de respondenten de gevolgde therapie een (ruime) voldoende. Maar opvallend genoeg heeft nog steeds ruim de helft van de respondenten de misbruikervaringen zelf moeten aankaarten. Een kwart van de cliënten vertelde zelfs helemaal niets over het misbruik. Bijna de helft gaf bovendien aan dat er in de therapie geen aandacht werd besteed aan de verwerking van het misbruik. En hoe minder aandacht daaraan werd geschonken, hoe minder cliënten over hun behandeling te spreken waren. Alles bij elkaar lijkt er dus nog wel ruimte voor verbetering. (ID)
Bron: Brederveld, J. et al. (2018), Seksueel-misbruikslachtoffers: Hoe vergaat het hen in de ggz? Tijdschrift voor Psychotherapie, 44(4), 210-227.