Op 1 juni 2013 deed ik als bijzonder hoogleraar mijn intrede aan de Open Universiteit. De maand ervoor had er, als laatste ‘horde’ voor de benoeming, een enerverend gesprek met de toenmalige rector plaatsgevonden. Ze vroeg me uit te leggen waarom ik het nodig vond een leerstoel Antrozoölogie op de Open Universiteit (ou) te bezetten. Daar kreeg ik een half uur voor. Na mijn betoog zei de rector er nog een nachtje over te willen slapen.
Het illustreert wellicht de onbekendheid met het vakgebied en de schroom om een dergelijke ‘vreemde vogel’ de universiteit binnen te halen. Gelukkig kwam de volgende ochtend het verlossende telefoontje.
Wat is Antrozoölogie?
Antrozoölogie is het onderzoeksterrein dat zich bezighoudt met interacties tussen mens en dier en met de relatie tussen mens en dier. Negen jaar geleden was het vrijwel onbekend bij de universiteiten in Nederland en er werd in Nederland nauwelijks onderzoek op dit terrein gedaan.
Het was wel een belangrijk praktijkveld, waar dier-ondersteunde praktijken als paddenstoelen uit de grond schoten (Rietveld & Enders-Slegers, 2018). Het praktijkveld werd door het publiek en de media omarmd. Diertherapie: dat leek de manier om onoplosbare geestelijke en gezondheidsproblemen aan te pakken.
De pioniers op dit terrein konden nog niet terugvallen op onderwijs en onderzoek op dit gebied en velen in het veld waren selfmade. Sommige professionals deden uitstekend werk, maar velen daarvan bezaten niet de nodige kennis en kunde om met mens en dier op veilige, verantwoorde wijze om te gaan in wat men ‘diertherapieën’ begon te noemen. Geen wonder dat er scepsis was bij de wetenschap, overheid, gezondheidsinstellingen. Dieren kunnen geen therapie geven, zijn geen therapeuten: ze zijn ondersteunend in de activiteiten die therapeuten, andere professionals en vrijwilligers samen met dieren ondernemen. Ook de dieren dienen daarvoor te zijn getraind en moeten bepaalde kwaliteiten hebben.
Therapeuten zijn de professionals met (in Nederland) een officiële registratie, zoals psychologen en psychiaters, fysiotherapeuten, psychotherapeuten, vak therapeuten enzovoorts. En we hebben het dan over Animal Assisted Therapy, wat onder de paraplu term Animal Assisted Interventions (aai) valt (zie voor een overzicht Enders-Slegers, 2013).
Antrozoölogie binnen de Psychologie
Op alle deelvlakken van de psychologie gebeurt er wel iets met en tussen mensen en dieren, en is er onderzoek naar gedaan. Vanuit ontwikkelingspsychologie kunnen we kijken naar wat het hebben van een huisdier betekent voor de ontwikkeling van kinderen, voor hun zelfwaardering, voor de ontwikkeling van empathie, maar ook voor hun academische vaardigheden zoals lezen, taal en rekenen (Born, 2018; Enders-Slegers, 2015, 2018; O’Haire et al., 2014).
Bij levenslooppsychologie valt te denken aan wat huisdieren in de verschillende perioden van het leven betekenen voor de kwaliteit van leven van mensen (Enders-Slegers & Hediger, 2019; Sable, 1995). Mensen ontlenen steun aan huisdieren in stresssituaties en moeilijke omstandigheden (denk bijvoorbeeld aan covid, werkloosheid, dakloosheid, ouderdom; Martos Martinez Caja et al., 2021; Meehan et al., 2017; Reniers et al., 2022). Is de betekenis van een huisdier hetzelfde in verschillende levensfases? Dat is een nog onbeantwoorde vraag.
Naast de collega’s van antrozoölogie raakten er ook collega’s op de ou geïnspireerd door het onderwerp. Zo deed Mayke Janssens van Levenslooppsychologie onderzoek naar het effect van huisdieren met behulp van de esm, de Experience Sampling Methode. Er volgde een artikel over het ‘pet effect’, het meest gelezen artikel vorig jaar in Anthrozoos, een van onze vakbladen (Janssens et al., 2020). Het onderzoek bevestigt dat de aanwezigheid van een huisdier buffert tegen negatieve gevoelens maar ook dat het interacteren met een huisdier positieve gevoelens oplevert.
Bij klinische psychologie valt te denken aan wat dier-ondersteunde therapieën kunnen betekenen voor kwetsbare patiënten in de psychiatrie, zoals mensen die lijden aan een autismespectrumstoornis (Wijker et al., 2021), een angststoornis hebben (Barker et al., 2015), depressief zijn (Wilson et al., 2015) of posttraumatische stress ondervinden (Johnson et al., 2018; Kovacs, 2019; Mueller & McCullough, 2017). Het gaat dan om dier-ondersteunde therapieën waarbij vooral honden en paarden worden ingezet. Paarden kunnen ook jongeren helpen bij het ontwikkelen van zelfvertrouwen en zelfwaardering (Hauge et al., 2013, 2015). Autismegeleidehonden kunnen weer zorgen voor stressvermindering bij ouders van kinderen met autisme en dragen bij aan de ontwikkeling van de kinderen (Enders-Slegers et al., 2015).
Denk bij gezondheidspsychologie aan de positieve effecten die dieren kunnen hebben op de lichamelijke gezondheid en levensstijl van mensen: meer bewegen, fitter blijven, langere overleving na een hartinfarct (Friedman & Krause-Parello, 2018). Denk ook aan de effecten van het moeten uitlaten van de hond waardoor sociale contacten blijven bestaan, bijvoorbeeld wanneer je alleenstaand bent, of in tijden van covid. De hond helpt om sociale steun van elkaar te blijven ontvangen. Het dier biedt daarnaast zelf ook steun, veiligheid en nabijheid en vult daarmee basisbehoeften van mensen in (Enders-Slegers, 2000, 2016; Enders-Slegers & Hediger, 2019).
Dieren zijn geen therapeuten, zij ondersteunen in het therapeutisch proces
Op steeds meer arbeidsplekken wordt het toegestaan een hond of een kat mee te nemen. Hierbij moet wel worden voldaan aan welzijnswaarborgen voor mens en dier: zijn er collega’s die bang of allergisch zijn voor honden en katten, en raakt de hond of kat niet overprikkeld? De publicaties tot nu toe wijzen uit dat honden en katten positieve effecten hebben op het werkklimaat, stress verminderen bij de aanwezige werknemers en het bedrijf een positiever imago bij klanten opleveren (Foreman et al., 2017). Ook is er in dit vakgebied inmiddels aandacht voor waar het misgaat in de relatie tussen mens en dier; bijvoorbeeld de relatie tussen dierenmishandeling en huiselijk geweld (Enders-Slegers & Janssen, 2009; Enders-Slegers et al., 2015; Enders & Beetz, 2018; Garnier & Enders, 2012; Jegatheesan et al., 2020).
Onderzoek naar effecten van dier-ondersteunde interventies
De eerste dier-ondersteunde interventies in het kader van promotie-onderzoek waren gericht op kinderen met downsyndroom en kinderen met autisme (Griffioen, start 2013), verpleeghuisbewoners met dementie (Schuurmans, start 2014), psychiatrische patiënten met hechtingsproblematiek (Kovacs, start 2018) en volwassenen met autisme (Wijker, start 2018).
Kinderen met Downsyndroom en kinderen met autisme
Griffioen begon zijn onderzoek met de inzet van dolfijnen. Toen dat maatschappelijk/ethisch onder druk kwam te staan, onder meer vanwege de nieuwste wetenschappelijke inzichten betreffende het (on)welzijn van dolfijnen in gevangenschap (www.rspca.org.au), vervolgde hij zijn onderzoek met de inzet van paarden en honden. In de therapiesessies, tijdens de oefeningen met bijvoorbeeld de hond, namen afstemming op elkaar (kind, dier en therapeut) en synchroniciteit in gedrag toe. Cortisolspiegels daalden, spraakontwikkeling, sociale vaardigheden en leervaardigheden verbeterden (Griffioen, 2014; 2020).
Verpleeghuisbewoners met dementie
Dier-ondersteunde activiteiten bij verpleeghuisbewoners met dementie zijn bedoeld als non-farmacologische interventies om onrust en agitatie bij bewoners te voorkomen of te verminderen en ze in het hier en nu plezierige afleiding en ontspanning te bieden. Schuurmans onderzocht twee condities: bezoek van een hond met begeleider en bezoek van een begeleider met een robotkat. In beide condities namen sociale interacties toe. De conditie waarin de hond en begeleider met een deelnemer interacteerden leverde het meeste resultaat op: positieve emoties, verbaal contact met de begeleider (over de hond) en naast verbale uitingen vooral fysiek contact (knuffelen) met de hond. Er werd tijdens de dier-ondersteunde interventies geen onrust of agitatie waargenomen (Schuurmans et al., 2019; 2021).
Volwassenen met autisme
Uit het onderzoek bij volwassenen met autisme zonder intellectuele beperking bleek dat dier-ondersteunde therapie een succesvolle ervaringsgerichte interventie kan zijn. Tijdens de therapie, waarbij de cliënten opdrachten kregen om de hond te instrueren, reageerden de honden alleen op duidelijke boodschappen van de cliënt. De honden oordelen niet, accepteren de cliënt zoals hij/zij is. Hun gedrag is ondubbelzinnig, waardoor cliënten in een veilige situatie leerden duidelijker te communiceren en responsief te zijn. Na afloop van de therapie ervaarden cliënten minder stress, agorafobie en depressieve klachten. Daarnaast rapporteerden naasten, zoals partners en/of familieleden van de deelnemers, een toename in de sociale responsiviteit, zoals sociaal bewustzijn en sociale communicatie. Deze effecten waren ook na twintig weken nog zichtbaar. Ook werd gevonden dat tijdens de sessies het cortisolniveau van de deelnemers daalde (Wijker, 2022).
Psychiatrische problematiek en hechtingsstoornissen
Het onderzoek naar de effecten van Equine Assisted Short Term Psychodynamic Psychotherapy (eastpp) laat zien dat personen met persoonlijkheidsproblematiek, trauma’s en hechtingsstoornissen er baat bij kunnen hebben: interpersoonlijke sensitiviteit, self-efficacy en zelfwaardering namen toe. Eastpp vindt plaats in de natuur en biedt gelegenheid in het hier en nu, in interacties met paarden, positieve (zintuigelijke) ervaringen op te doen. Tijdens de interventies bieden de paarden zowel (meestal plezierige) stress als biofeedback en helpen daardoor bij het reguleren van affect (Kovacs et al., 2019; 2020; 2022).
Kinderen op school met leer- en sociale problematiek
Verder startte in 2015 promotie-onderzoek naar dier-ondersteunende interventies in het onderwijs. Daarbij leren speciaal opgeleide orthopedagogen en leerkrachten met een getrainde hond op een speelse, geprotocolleerde wijze kinderen met leer- en andere problematiek sociale, communicatieve en academische vaardigheden. Het kind leert de hond bepaalde opdrachten uit te voeren. De hond, die niet oordeelt, zorgt voor plezier, maar vooral voor motivatie om de taken goed te volbrengen (Verhoeven & Enders-Slegers, 2020; Verhoeven, Enders-Slegers & Martens, 2021).
Ouderen die langdurige zorg behoeven
Reniers (start 2021) doet promotie-onderzoek naar ouderen die langdurige thuiszorg behoeven en hun huisdieren, met het doel de rollen van het huisdier in kaart te brengen. De vraag daarbij is wat de invloed van de huisdieren is, niet alleen op de persoon die langdurige zorg behoeft, maar ook op de formele en informele zorgverleners. Welke problemen kunnen zich daarbij voordoen en hoe kunnen die het beste worden opgelost? In de studie wordt een ‘toolkit’ ontwikkeld die hierbij behulpzaam kan zijn (Reniers et al., 2022).
Het ontstaan van de mens-dierrelatie
In de zoektocht naar de puzzelstukjes die inzicht zouden geven naar waarom de relatie tussen mensen en dieren een positieve invloed kan hebben op de kwaliteit van leven van mensen en waarom dier-ondersteunde interventies voor sommige patiënten en cliënten goed werken en positieve veranderingen teweegbrengen, zijn we nauwkeurig gaan kijken hoe in de vakliteratuur wordt beschreven wat er tussen mens en dier in interacties gebeurt. Theorieën werden gekoppeld zodat ze samen licht kunnen werpen op de werkzame mechanismes en we publiceerden een artikel waarin we uitleggen hoe we veronderstellen dat ‘het werkt’ (Verheggen et al. 2017).
Ons model gaat uit van relaties. Hoe ontstaat een relatie? We starten met het uitgangspunt dat alle levende organismes verbinding met elkaar zoeken, enactivisme (Varela et al., 1993), en dat door de zintuigelijke wederzijdse gewaarwordingen (zien, horen, voelen, ruiken, proeven) cognities over het zelf en de ander ontstaan. Dit geldt voor alle organismes: tussen mensen onderling, tussen dieren onderling, en tussen mens en dier (Fogel, 1993). De zogeheten biophilia-hypothese (Wilson, 1986) ondersteunt daarbij in die zin dat ze stelt dat mensen een aangeboren tendens hebben zich te verbinden met de natuur en dat dieren en natuur ons doen ontspannen (Serpell et al., 2017).
Uit bovenstaande is op te maken dat mensen en dieren geneigd zijn, en in staat zijn, een relatie met elkaar aan te gaan. Maar hoe gaat dit in zijn werk? We zijn daartoe gaan kijken naar een belangrijke fase in het leven van mensen, namelijk het ontstaan van de relatie tussen ouder en kind. Spelen daar dezelfde mechanismes een rol als bij het ontwikkelen van een mens-dierrelatie? Staat een ouder-kindrelatie model voor een mens-dierrelatie?
Wanneer een moeder en een kind met elkaar interacteren, is er sprake van zintuigelijke uitwisselingen: ze zien elkaar, horen elkaar, voelen elkaar, ruiken elkaar. Daardoor kunnen ze zich een beeld vormen van de ander en zichzelf. Ze stemmen hun gedragingen en emoties op elkaar af: attunement (Stern, 1985). Dat gebeurt door synchronie (ritme, snelheid, spraak, beweging) en er ontstaan gedragspatronen. Gedragspatronen vormen weer de basis voor een (hechtings-)relatie. Wanneer dit proces gunstig verloopt, ontstaat er veilige gehechtheid aan elkaar. Tegelijkertijd spelen zich in het lichaam van moeder en kind via de sensorische prikkels in en door de interactie allerlei fysiologische processen af. Er komt een toename van oxytocine en een afname van het stresshormoon cortisol tot stand. De bloeddruk neemt af en de hartslag wordt lager.
Ook in interacties tussen mens en dier vinden dergelijke uitwisselingen plaats en spelen er fysiologische processen. In onderzoeken naar fysiologische veranderingen, zoals in de levels van oxytocine- en cortisol-hormoon tijdens de interacties tussen mens en dier, werd dit bevestigd (Beetz et al., 2012; Serpell et al., 2017).
Mensen kunnen ook sociale steun ervaren van dieren
Daarnaast vonden we in eigen onderzoek bij kinderen met autisme en/of het downsyndroom dat een toename van synchronie in een mens-dier interactie een vermindering van het probleemgedrag teweegbracht; dus mogelijk dat synchronie een van de bouwsteentjes is die verbetering van klachten tijdens aat teweegbrengen (Griffioen, 2020).
Een andere mogelijke verklaring van invloed van mens-dierinteractie is de volgende. Relaties tussen mensen hebben bepaalde eigenschappen en kunnen in basisbehoeften van mensen voorzien. Basisbehoeften als emotionele steun, veiligheid, betrouwbaarheid, te kunnen zorgen voor en gewaardeerd te worden. Mensen ervaren hierdoor steun in sociale relaties. Sociale steun zorgt ervoor dat we ons gesteund weten in moeilijke tijden en moeilijke situaties en dat we daardoor minder stress ervaren. Sociale steun zorgt er ook voor dat we bij heftige gebeurtenissen steviger in onze schoenen staan.
In onderzoek werd aangetoond dat mensen ook sociale steun kunnen ervaren van dieren (Enders-Slegers, 2000); dieren kunnen dus via sociale steun ook stress bufferen in het dagelijks leven zowel als in crisissituaties.
Wellicht dat u dit zelf ook wel eens heeft ondervonden. Misschien heeft u onlangs in de lockdown tijdens de coronapandemie extra baat gehad van een huisdier. In een periode waarin het aanraken van de medemens taboe was, bleek het knuffelen met de hond, kat of paard vaak een uitlaatklep voor onze behoefte aan aanrakingen – ook wel huidhonger genoemd (Messelis & Lee, 2021) –, waardoor oxytocine vrijkomt en ontspanning optreedt.
Een ander punt is dat we in relaties van elkaar leren. Sociaal leren, denk bijvoorbeeld aan imitatiegedrag (Bandura, 1962). Ook van het gedrag van een dier, dat bijvoorbeeld in een ingewikkelde situatie kalm en zelfverzekerd blijft, kunnen we leren.
Onze voorlopige conclusie is dat de werkingsmechanismes in een mens-dierrelatie hetzelfde zijn als die tussen mensen onderling en dat ze ook dezelfde positieve effecten kunnen hebben. Een verschil is natuurlijk dat een dier onze taal niet spreekt en de communicatie voornamelijk nonverbaal plaats vindt. Belangrijk daarbij is dat de communicatie van een dier ondubbelzinnig is: ‘what you see is what you get’. Tussen mensen kan de verbale boodschap door nonverbale signalen weleens onduidelijk van betekenis worden. Tussen mens en dier dus niet. Dit is wellicht een reden waarom bijvoorbeeld kinderen/volwassenen met een stoornis uit het autisme spectrum goed met dieren kunnen omgaan: de communicatie is heel transparant. Er zijn geen dubbele betekenissen.
Via zintuigelijk (embodied) contact tussen twee individuen ontstaan ideeën over het zelf en de ander. Er kan dan onderlinge afstemming ontstaan door synchronie en co-regulatie van gedrag. Er kunnen nieuwe gedragspatronen ontstaan en er kunnen nieuwe emotionele ervaringen worden opgedaan. Denk daarbij aan succeservaringen die stemming en eigenwaarde in positieve zin kunnen beïnvloeden. Geza Kovacs spreekt in zijn onderzoeken van correctieve emotionele ervaringen (Kovacs & Umbgrove, 2014). We stelden met bovenstaande inzichten een geïntegreerd model van mens-dier-interactie samen.
Tot slot: de toekomst
In de academische wereld veranderde er veel de afgelopen negen jaar. Vanuit verschillende wetenschapsgebieden werden leerpaden in mens-dierrelaties gevestigd (onder meer La Trobe University, Melbourne, Purdue University, us., Carroll College, us., Basel University, Lincoln University) en werden hoogleraren vanuit diverse disciplines benoemd. Ook in Nederland kwamen veranderingen tot stand aan de universiteiten: in Groningen ging dr. Steffie van de Steen met het onderwerp aan de slag en ontving een Veni-subsidie voor onderzoek naar ‘Hoe werkt therapie met dieren’ (Van der Steen, 2020). In Maastricht promoveerde prof. dr. Pim Martens als antrozoöloog (naast zijn hoogleraarschap) en richtte Animal Wise op. We deden samen onderzoek in het Maastrichts Universiteit ziekenhuis naar bezoekdieren op de kinderafdeling (Martens et al., 2019). In Amsterdam ontstond een interdisciplinaire groep: het Centrum voor DierMens Studies. In het project episode werken we samen met de Erasmus Universiteit en kijken we onder meer naar de kosteneffectiviteit van epilepsiehonden (Wester et al., 2020). We werkten mee aan een Erasmus+ project over Animal Assisted Interventions (Nawarecka-Piateck et al., 2019) en werken nog mee aan een Erasmus+ project over r.e.a.d.4 Success. We onderzoeken daarbij of het taalbegrip en de taalontwikkeling van jonge kinderen met een anderstalige achtergrond en/of met leerproblemen gebaat zijn met een leesprogramma met getrainde hond en handler waarbij een kind voorleest aan een hond.
Er was het Callistoproject in Brussel van de Europese Unie, een interdisciplinair project over de relaties tussen mens en dier en vooral de mogelijke (on)gezondheidseffecten daarvan. Er is een samenwerkingsverband met de Raad voor Dieraangelegenheden en het ministerie van landbouw omtrent eisen met betrekking tot het dierenwelzijn in aai. Er is inmiddels een branchevereniging opgericht voor professionals in het veld (Vereniging Aanbieders Dier en Zorg, ). Dat zijn allemaal mooie ontwikkelingen om het veld van dier-ondersteunde interventies te professionaliseren en het vak antrozoölogie beter en meer onderbouwd op de kaart te zetten.
Er is inmiddels awareness bij overheden, zorgverzekeraars, instituties en het publiek. Er is nationale en vooral internationale samenwerking tussen universiteiten, hogescholen en organisaties op aai-gebied. Door de body of knowledge die langzaam aan het groeien is, door de professionalisering van het werkveld en door de kwaliteitseisen die aan de aanbieders van dieren in de zorg (en het onderwijs) worden gesteld zal het steeds gewoner worden om dieren in een zorgrol tegen te komen in ziekenhuizen, instellingen, scholen en instituten. Een kinderziekenhuis waar honden en andere gekwalificeerde dieren kinderen letterlijk hun pijn doen vergeten, een verpleeghuis waar bezoekhonden de mensen afleiding bieden en plezier laten hebben, scholen waar kinderen met de honden samen mogen leren voor zichzelf op te komen, zelfbewust te worden, maar ook leervaardigheden opdoen. Dit zal in de zeer nabije toekomst gemeengoed worden en door gedegen empirisch onderzoek zullen de puzzelstukjes van waarom en hoe het werkt op hun plaats vallen. De scepsis zal overgaan, het veld zal zich verder blijven ontwikkelen en collega-psychologen die menen dat hun cliënt er baat bij zou kunnen hebben, zullen niet meer schromen om te leren in sommige gevallen ‘dier-ondersteund’ hun werk te doen. Het zijn de therapeuten die samen met de cliënt het behandeldoel bepalen. De dieren kunnen daarbij ondersteunen door in een veilige setting cliënten nieuwe ervaringen te laten opdoen.
Een dier (ver)oordeelt niet, is ondubbelzinnig, accepteert iemand zoals hij of zij is. Daar kunnen we als psycholoog alleen maar van leren. Is het immers niet sowieso onze taak als psycholoog om mensen zo onbevooroordeeld tegemoet te treden?
Bijdragen aan professionalisering van het werkveld
Het gebrek aan transparantie in het werkveld van AAI maakte het moeilijk het kaf van het koren te scheiden. Onduidelijk was of aanbieders over de juiste diploma’s beschikten op het mensenvlak en op het dierenvlak. Dit was een onwenselijke situatie die veiligheid van patiënten/cliënten in gevaar zou kunnen brengen.
Als start vertaalden we de kwaliteitsrichtlijnen van het isaat (International Institute for Animal Assisted Therapie) voor aai met honden (Wohlfart & Olbrich, 2014). Een aantal jaren daarna hebben we in samenwerking met het werkveld, experts en isaat en iahaio (International Association of Human Animal Interaction Organizations), gestimuleerd vanuit de overheid, een aai Kwaliteitsregister kunnen opstellen. Het Animal Assisted Intervention Kwaliteitsregister (akr) dient twee doelen. Enerzijds kunnen mensen, werkzaam in het aai-veld, zich registreren mits ze voldoen aan de kwaliteitseisen die er worden gesteld. Dat kan op drie manieren: als vrijwilliger, als ‘handler’ die onder supervisie van een professional met een dier meewerkt in een therapie of als professional die dier-ondersteund werkt.
Er zijn dus drie niveaus van opleidingen. Gemeentes, zorgverzekeraars, cliënten en anderen die op zoek zijn naar ‘dier-ondersteunde behandelingen’ of een contract met een dier-ondersteunde behandelaar willen aangaan kunnen in het Register zien wie, waar, welke kwalificaties bezit en wat de specialisaties zijn qua diersoort en qua cliëntengroep.
Anderzijds kunnen mensen die een opleiding in aai aanbieden hun cursussen langs de meetlat leggen van de internationale kwaliteitseisen voor opleidingen van isaat (International Society Animal Assisted Therapy) en van iahaio, waarna ze kunnen worden ingeschreven in het register. Het aai Kwaliteits Register is in 2020 opgestart en geeft transparantie en een zekere garantie dat de mensen goed worden opgeleid. Goede opleidingen en geregistreerde vrijwilligers, handlers en professionals verkleinen de kans op ‘ongelukken’ in het werkveld door gebrek aan kennis en kunde. Met kwetsbare mensen en kwetsbare dieren werken vereist meer dan ‘ik vind het zo leuk om met dieren bezig te zijn’. Het vereist kennis van je vak (bijv. big-registratie) en daarbovenop kennis over diergedrag en dierenwelzijn, zoönose, ethiek enzovoort. Het niet herkennen van stresssignalen van de dieren waarmee je werkt kan zeer gevaarlijke situaties opleveren waarbij cliënten in gevaar kunnen komen.
Beeld: Shutterstock