Samenvatting

Psychology and racism; the apologies of the American Psychological Association (and their relevance for Dutch psychology)

V. Kouratovsky, F. Agca & Ö. Uysal-Bozkir

On October 29, 2021 a resolution was adopted by the apa Council of Representatives called: the American Psychological Association Apology to People of Color for apa’s Role in Promoting, Perpetuating, and Failing to Challenge Racism, Racial Discrimination, and Human Hierarchy in U.S. As the foremost psychological association in the world, the apa is of great importance and relevance to  both the science and the profession of psychology in the Netherlands.  In this article, the question is being addressed if these apologies are as relevant for the Netherlands and Dutch psychology as they apparently are for the U.S. To answer this question, we discuss the apologies themselves and their reception and then take a thorough look into their reasons. In the second part, we focus on the relevance for the Netherlands by discussing similarities and differences between the USA and the Netherlands, before focusing on Dutch society and signs of exclusion of people. Our conclusion is that also in the Netherlands, psychology faces responsibility for installing and continuing unjustifiable societal inequalities and that there is indeed definite reason for Dutch psychology to take the apa apologies very seriously. The Dutch Institute for Psychologists (nip) installed in 2018 a central commission on cultural diversity and psychology. We finish by presenting its mission statement.


898 Weergaven
43 Downloads
Lees verder
De American Psychological Association (APA) heeft namens de beroepsgroep excuses aangeboden voor het bevorderen en in stand houden van racisme en maatschappelijke ongelijkheid. De kern van het aangekaarte probleem ligt in het wetenschappelijk racisme en het sociaaldarwinisme die tot en met zeker de tweede helft van de vorige eeuw dominant in de westerse landen aanwezig zijn geweest, stellen Victor Kouratovsky, Fatma Agca en Özgül Uysal-Bozkir.

Inleiding

De American Psychological Association (APA), zonder twijfel de invloedrijkste professionele psychologische vereniging in de wereld, heeft namens de beroepsgroep excuses aangeboden voor het bevorderen en in stand houden van racisme en maatschappelijke ongelijkheid. Bevindingen uit de Verenigde Staten worden al snel geacht ook toepasbaar te zijn in Nederland. Kunnen we er zo vanuit gaan dat er dus ook racisme speelt in de Nederlandse psychologie? En zo ja, wat betekent dit dan en welke consequenties zijn eraan te verbinden? Of is hier sprake van doorgeslagen woke denken?

In de volgende verkenning zullen we proberen eerste antwoorden te vinden op deze vragen. Om een en ander goed te kunnen begrijpen en te plaatsen in de betekenis voor de psychologie in Nederland is het van belang uitgebreid in te gaan op de verontschuldigingen zelf, op de onderbouwing en de achtergronden ervan.

De verontschuldigingen en ontvangst ervan

De uitvoerige verontschuldigingen zijn neergelegd in een resolutie van een APA-ledenvergadering en gaan samen met een reeks aan voornemens. De kern van de excuses laat zich als volgt samenvatten. De psychologie als wetenschap is halverwege de negentiende eeuw ontstaan vanuit een onderdrukkende vorm van weten en kennen die het ‘blanke’ ras, het ‘wit-zijn’, aan de top van een rassenhiërarchie stelde en erop gericht was om ‘witte’ mensen en ‘witte’ manieren van denken dominant te laten zijn en blijven, om zo de machtsverhoudingen in de VS van destijds in stand te houden. De invloed hiervan is nog onuitwisbaar aanwezig en komt op vele manieren tot uiting. Als voorbeelden worden genoemd:

  1. Psychologen ontwierpen en propageerden op vele terreinen inzet van psychologische tests en instrumenten die gebruikt zijn om mensen van kleur te benadelen en hebben, door voorbij te gaan aan culturele betekenis, maatschappelijke context en concrete leefomstandigheden, bijgedragen aan overdiagnostiek en misdiagnoses.
  2. Door psychologen ontworpen testen en (al dan niet gestandaardiseerde) selectie- en beoordelingsprocedures van psychologische interventies op scholen en werksituaties hebben geleid tot maatschappelijke ongelijkheid en uitsluiting en tot praktijken die deze in stand houden.
  3. De psychologie maakt gebruik van wetenschappelijke onderzoekspraktijken die groepen systematisch uitsluiten dan wel blind zijn voor de omstandigheden waaronder deze groepen verkeren.
  4. De toegang tot de opleiding en het beroep van psycholoog is ten nadele van mensen van kleur op allerlei manieren bemoeilijkt, onder meer door de inrichting van onderwijs en een curriculum waarin witte zienswijzen dominant zijn.

Bevindingen uit de VS worden al snel geacht ook toepasbaar te zijn in Nederland

De resolutie is niet beperkt tot racisme en mensen van kleur maar keert zich onder deze noemer gelijktijdig ook expliciet tegen discriminatie, marginalisering en stigmatisering van vrouwen, seksuele minderheden, migranten en vluchtelingen, mensen met beperkingen en laagopgeleide en arme mensen.

De verontschuldigingen van de APA zijn op grote schaal verspreid naar alle grote persbureaus en -netwerken. Amerikaanse nieuwszenders hebben over de verontschuldigingen vrij neutraal gerapporteerd. In andere delen van de wereld, en met name Nederland, is er verwonderlijk genoeg tot nu toe nog niet of amper op gereageerd.

In de VS bracht nieuwszender NBC een kritische reactie vanuit de Association of Black Psychologists (ABPSI). De ABPSI werd in 1968 opgericht in de nasleep van de burgerrechtenbeweging in de VS. De vereniging voerde een geweldloze strijd voor gelijkberechtiging van zwarte Amerikanen en tegen de destijds nog wettelijk vastgelegde rassensegregatie in het zuiden van de VS. De APA hield zich hier afzijdig van. De nu gemaakte excuses van de APA voor racisme zijn volgens de ABPSI nog lang niet genoeg om historisch, recent en actueel onrecht goed te maken. Ze zijn zelfs onacceptabel en een doorzichtige, hooguit symbolische tegemoetkoming in plaats van een aanzet tot daadwerkelijke maatschappelijke rechtvaardigheid.

Onderbouwing verontschuldigingen

De APA gaat niet zomaar zo diep publiekelijk door het stof. Zo is een historisch overzicht van de archieven opgesteld vanuit het Cummings Center for the History of Psychology (CCHP). Hieruit blijkt dat sinds de APA in de negentiende eeuw werd opgericht, deze is geleid door mannen die in veel gevallen actief betrokken waren bij op mensen toegepaste eugenetica en zo ook met racistische ideologie in de nasleep van de institutionele slavernij. 

Onderscheid tussen ras en slavernij

Het is voor de discussie goed om eerst kort stil te staan bij het onderscheid tussen de twee begrippen racisme en slavernij.

Slavernij is een toestand waarin een mens eigendom is van een ander en kan worden verhandeld of als zodanig worden behandeld en amper tot geen rechten heeft of kan uitoefenen. Slavernij is een extreme vorm van dwangarbeid waarbij mensen worden ontmenselijkt. Dit kan mensen van allerlei kleur, geslacht en afkomst treffen. Slavernij behoort tot de koloniale geschiedenis van de westerse landen en Nederland en de VS (waarop in dit artikel wat verder wordt ingegaan) maar was en is hier zeker niet hiertoe beperkt. Slavernij bestaat sinds mensenheugenis en bestaat ook nog steeds in allerlei vormen. Blijkbaar is slavernij, in elk geval tot nu toe, onlosmakelijk verweven met de mensheid. Slavernij raakte evenwel gelegitimeerd door ‘wetenschappelijk’, biologisch racisme.

Het ontstaan van op mensen toegepast biologisch racisme is nauw verbonden met de westerse traditie en de ontwikkeling van wetenschap. Dit racisme komt voort uit de wetenschappelijke manier van denken die in de achttiende eeuw in het Westen nader beslag kreeg. Dit leidde tot pogingen om natuurlijke verschijnselen volledig in kaart te brengen en te onderscheiden in categorieën en classificaties. Net als bij planten en dieren bleek het bij mensen mogelijk om hen op grond van uiterlijke kenmerken in te delen in ‘rassen’. Aan deze rassen werden verschillen in fysieke capaciteiten, geestelijke vermogens en karaktereigenschappen toegedicht waarbij er een rangorde ontstond en het eigen, witte of ‘blanke’ ras naar voren kwam als ‘natuurlijk’ superieur aan andere rassen. In de genetica is het onderscheid in menselijke rassen inmiddels wetenschappelijk niet erg houdbaar gebleken – maar dit is nog niet lang en pas sinds het analyseren van DNA het geval. De hiermee verbonden kwestie van het bestaan van een erfelijk bepaalde rangorde in waarde zowel tussen als binnen groepen mensen is nog niet beslecht en blijft opspelen.

Eugenetica

Eugenetica of rasverbetering is het streven en (wetenschappelijk) onderzoek naar het verbeteren van de genetische samenstelling van een ras, soort of populatie. Nog maar honderd jaar geleden stemde het vooruitzicht van zo’n eugenetica ook toegepast op mensen, velen hoopvol, vooral politici, wetenschappers en artsen in vele westerse landen. Dit inspireerde hen tot grote daadkracht en viel samen met de periode waarin de basis werd gelegd voor het succes van de psychologie als wetenschap.

Westerse landen als Groot-Brittannië, Frankrijk, Duitsland en Nederland hadden op dat moment nog grote delen van de wereld in bezit als koloniën of wingewesten. Tegelijkertijd bestond er in deze landen zelf ook grote armoede die grote delen van de bevolking in ellendige omstandigheden deed leven en veel sociale onrust bracht.

De macht in de wereld lag overduidelijk exclusief bij een groep (witte) mannen en in het nog steeds zeer uitgestrekte Britse empire en in de VS bestond deze vooral uit de White Anglo-Saxon Protestant (of WASP). De bestaande machtsverhoudingen in de wereld waren niet meer dan de enig juiste, natuurlijke en door God gewilde uitkomst: man boven vrouw, rijk boven arm, wit boven gekleurd. Het witte ras had zich al ‘natuurlijk’, evidence based, superieur getoond. Door zowel de Bijbel als een lezing van Darwins evolutieleer te gebruiken en te zoeken naar nadere wetenschappelijke onderbouwing (zie verder de paragraaf over de rol van de psychologie), kon deze sterk hiërarchische inrichting van de gekoloniseerde wereld en de klassenmaatschappij als volkomen ‘natuurlijk’ en juist worden gerechtvaardigd. De man was door God tot heerser van de natuur gemaakt en survival of the fittest had de evolutie lineair doen verlopen naar een steeds beter ‘ras’ met de witte man aan de top. Maar ook binnen de groep van witte mannen waren natuurlijke (lineaire) verschillen: van kwalitatief beter, machtig en begaafd naar inferieur, zwak en dom. Logischerwijs zouden de erfelijk en natuurlijk meest ‘begaafden’ ook de meeste kans moeten krijgen op macht, rijkdom, gezondheid en nageslacht. Omgekeerd zouden inferieure mensen minder kans moeten krijgen om zich ongebreideld schaarse middelen toe te eigenen en om zich voort te planten. Bovendien zou het ook bijzonder onverstandig en ongewenst zijn om het ras te laten verzwakken door de meer begaafden zich met minder begaafden te laten vermengen. Deze gedachtegang gold niet alleen de bestaande maatschappelijke klassen maar vooral ook het ras.

Gevolgen racistisch en eugenetisch denken

Er kwamen wetten die het ‘zwakbegaafden’ en epileptici onmogelijk maakten om te trouwen en om ‘rassen’ te vermengen. En wetten die tot gedwongen sterilisatie (verwijderen van de baarmoeder) leidden van vele honderdduizenden vrouwen van inheemse minderheden in Zweden, Zuid-Amerika en de VS, waaronder Afro-Amerikaanse vrouwen. Praktijken die zeker tot en met de jaren zestig van de vorige eeuw voortduurden, en in Zuid-Amerika nog eind vorige eeuw werden gerapporteerd.

Nazi-Duitsland voerde de meest drastische maatregelen in – maatregelen die in andere landen in eerste instantie vooral bewondering en ontzag opriepen. Artsen in Duitsland werden al ruim voor de Tweede Wereldoorlog op grote schaal ingeschakeld om ‘onwaardig leven’ te voorkomen middels gedwongen sterilisatie. Hierop volgde de stap om psychiatrische patiënten, geestelijk en lichamelijk gehandicapte kinderen en volwassenen een ‘genadige’ dood toe te brengen. Dit leidde tot de systematische ontmenselijking en vernietiging van uiteindelijk vele miljoenen Untermenschen – vooral Joden, Slaven, Roma en Sinti, en homoseksuelen.

Nadat aan het einde van de Tweede Wereldoorlog de verschrikkingen duidelijk werden waartoe het eugenetisch denken had geleid, verloor dit aan wetenschappelijke steun. Maar bepaalde, hieraan verbonden overtuigingen blijken zeer hardnekkig en nog van invloed op met name de psychologie en in de psychologische praktijk.

De historische rol van de psychologie

Aanvankelijk werden de bewijzen voor de ‘natuurlijke’ superioriteit van witte mannen ten opzichte van vrouwen, lagere sociaal-economisch gesitueerden en mensen van ander ras en andere culturele afkomst, gezocht in de uitkomsten van statistisch-wetenschappelijk onderzoek naar schedelinhoud en andere vormen van biometrie of antropometrie, zoals reactiesnelheid, geheugen et cetera. Deze biometrie ging vrij naadloos over in de door psychologen ontwikkelde psychometrie en in differentiële psychologie: het onderscheiden van groepen en individuen met behulp van psychodiagnostiek en psychodiagnostische instrumenten waaronder vooral de intelligentietest en de persoonlijkheidstest. 

Tot de eerste toepassingen van intelligentietests behoorde het testen van kinderen om zwakbegaafdheid op te sporen en het testen van ‘primitieve’ volkeren in de koloniën. Beroemde psychologen als Thorndike en Yerkes waren niet alleen betrokken bij de eerste tests en de psychometrische testleer maar ook bij deze eugenetische beweging. Tot de psychologen die tests ontwikkelden die nog steeds in gebruik zijn, behoorden Porteus en Cattell. Porteus en Cattell waren ironisch genoeg ook auteurs van tests die nog steeds wel worden aangeprezen als ‘valid, culture-free measures of general intelligence’. Cattell, overleden in 1998, is van zeer grote invloed is geweest op de psychologie en de psychometrie van intelligentie en persoonlijkheid. Zijn eugenetische en sociaaldarwinistische opvattingen heeft hij zijn gehele carrière en tot op hoge leeftijd uitgedragen. Zo kunnen in de huidige (neuro)psychologie nog instrumenten worden gebruikt die in dit eugenetisch discours werden ingezet om de inferioriteit aan te tonen van ‘inboorlingen’ oftewel de oorspronkelijke bevolkingen van gekoloniseerde gebieden. Het is dan ook paradoxaal dat bijvoorbeeld de Cattell-Horn-Caroll-testtheorie kan worden aanbevolen om juist tot een zuivere en vooroordeelvrije interpretatie mogelijk te maken van testuitslagen van kinderen met een andere talige en culturele achtergrond dan waarop de test is gebaseerd.

Relevantie voor Nederlandse psychologie

Tot dusver ging het over de verontschuldigingen, de achtergronden en onderbouwing ervan. Maar in hoeverre zijn de excuses van de APA ook relevant voor Nederland en de Nederlandse psychologie? De APA is een groot rolmodel voor de psychologie in het algemeen en Nederlandse psychologie en het Nederlands Instituut van Psychologen (NIP) in het bijzonder. Bovendien is de APA toonaangevend voor theorie en praktijk, voor hoe en waarnaar wetenschappelijk onderzoek wordt gedaan, voor wat er wordt onderwezen, voor behandelingsprotocollen, voor hoe personeelsselectie en psychodiagnostiek plaatsvinden.

We gaan eerst in op de context en dan op het vakgebied.

Geschiedenis en huidige context

Wat zijn in dit verband verschillen en overeenkomsten in de geschiedenis en huidige context van de VS en Nederland?

In Nederland zijn velen van een oudere generatie opgegroeid met het idee van de VS als lichtend voorbeeld van beschaving, een idee dat de afgelopen jaren wel wat aan het wankelen is gebracht. Tot eind jaren zestig van de vorige eeuw hield wetgeving in de VS Afro-Amerikanen gescheiden van witte Amerikanen. Eenzelfde praktijk werd in Zuid-Afrika aangeduid met het Nederlandse woord Apartheid. En met het dus vrij recente, verdwijnen van wettelijk onderbouwde vormen van segregatie in de VS zijn de maatschappelijke achterstelling en benadeling van de Afro-Amerikanen allesbehalve verdwenen.

Bij de Afro-Amerikanen gaat het vooral om de nakomelingen van tot slaaf gemaakte Afrikanen (verder als slaven aangeduid). Net als in het Koninkrijk der Nederlanden werd in de VS het instituut slavernij in 1863 officieel afgeschaft. Een ander direct verband tussen de VS en Nederland wat betreft de geschiedenis van de slavernij is dat de eerste slaven in Noord-Amerika aankwamen met een schip dat onder Nederlandse vlag voer. En evenals in de VS verdween in de Nederlandse gebiedsdelen de praktijk van achterstelling en segregatie nog lang niet met de officiële afschaffing van de slavernij. Dit komt tot uiting in aspecten als hogere werkloosheid en meer armoede, gebrekkige en lagere opleidingen, lagere levensverwachting, buitenproportionele vertegenwoordiging in de gevangenispopulatie en slechtere gezondheidszorg.

Wien Neêrlandsch bloed door d’aderen vloeit, Van vreemde smetten vrij Anders dan de VS was het Koninkrijk der Nederlanden tot en met 1949 nog een koloniale grootmacht. Ook anders dan in de VS was de diversiteit in kleur niet zichtbaar in waar de kern van de macht lag: het Europese Nederland. De Nederlandse koloniën waren echter streng raciaal gesegregeerd en alle kenden ook slavernij. Slaven hadden lang niet altijd een Afrikaanse afkomst. Ook in Nederlands-Indië (nu Indonesië) waren slavenhandel en slavernij namelijk omvangrijk en langdurig en werden ze pas in 1914 volledig afgeschaft.

Ligt de focus voor wat betreft de VS relatief op racisme, dan ligt die in Nederland op de
‘niet-westerse migrant’

Na 1863 en de officiële afschaffing van de slavernij konden voormalige slaven nog jaren gedwongen zijn om onder dezelfde omstandigheden en zonder enige vergoeding te blijven werken. De slavenhouders werden daarentegen financieel gecompenseerd voor het verlies van hun ‘kapitaal’.

In Suriname werden vervolgens contractarbeiders aangevoerd om van de slavernij het werk op de plantages te doen. Deze contractarbeiders kwamen eerst uit wat nu India en Pakistan zijn en vervolgens ook uit de Indonesische archipel (van verschillende afkomst maar benoemd als Javanen). Qua segregatie en achterstelling hadden zij het vaak niet heel veel beter dan de voormalige slaven.

In de tweede helft van de twintigste eeuw namen diversiteit in en migratie naar Nederland sterk toe. Niet langer beperkt tot de immigratie vanuit westerse buurlanden kreeg Nederland te maken met de komst van ‘allochtonen’ ofwel niet-westerse migranten. De trek vanuit de voormalige Nederlandse gebiedsdelen en koloniën droeg hier sterk aan bij. Vervolgens ontstond er een economische vraag naar ‘gastarbeiders’ die werden geworven in de landen rond de Middellandse Zee, en later de komst van hun gezinnen, globalisatie en de vluchtelingstromen. Met tegen de tweehonderd verschillende nationaliteiten in de grote steden kon over het eind van de (twintigste) eeuw geconstateerd worden dat ‘het aantal migranten in de samenleving weer op het niveau (lag) van de Republiek in de 17de eeuw’. Echter: wel stukken kleurrijker en veel meer divers qua afkomst.

Ligt de focus voor wat betreft de VS relatief op racisme, dan ligt die in Nederland op de ‘niet-westerse migrant’. In de regel betreft deze benaming mensen van kleur en is ze hier synoniem aan. Met een vluchtige verkenning van dezelfde parameters als zojuist bij de VS ontstaat het volgende beeld:

  1. Hogere werkloosheid en meer armoede: eenoudergezinnen, mensen met een niet-westerse achtergrond, bijstandsontvangers en alleenstaanden onder de 65 jaar hebben een grote kans op ernstige armoede. De armoede uit zich onder meer in (zeer) beperkte financiële middelen, sociale uitsluiting, gezondheidsproblematiek en beperkte toegang tot onderwijs. ‘Ook op de arbeidsmarkt blijft discriminatie een probleem. Bij sollicitaties maken mensen met een migratieachtergrond minder kans om uitgenodigd te worden voor een gesprek. Ook herkomst is een veelgehoorde discriminatiegrond op de werkvloer.’
  2. Gebrekkige en lagere opleidingen: Nederlandse leerlingen met een migratieachtergrond hebben minder kansen in het onderwijs dan leerlingen zonder migratieachtergrond.
  3. Lagere levensverwachting en slechtere gezondheid: onder mannen en vrouwen in drie bestudeerde landen leven migranten van vijftigjaar en ouder naar verwachting minder jaren in goede gezondheid dan niet-migranten. Niet-westerse migranten hadden over het algemeen de laagste gezonde levensverwachting en dit vooral in Nederland. In Nederland is de gezonde levensverwachting van lager opgeleiden bijna vijftien jaar korter dan van hoger opgeleiden. Die verschillen in gezondheid zijn in het afgelopen decennium niet minder geworden, en dreigen op verschillende terreinen zelfs groter te worden. Onder personen met een lage opleiding, een flexibele contractvorm en een slechte gezondheid zijn sommige migrantengroepen sterk vertegenwoordigd.
  4. Buitenproportionele vertegenwoordiging in de gevangenispopulatie: twee derde van de Nederlandse gevangenispopulatie heeft in 2019 niet-Nederlandse wortels.

Inmiddels zijn ook meer dan kanttekeningen te plaatsen bij de aanspraak van de psychologie als universeel geldige wetenschap

Behalve huidskleur zijn ook een lage Sociaal Economische Status (SES) en vrouw zijn als risicovol aan te merken. De lagere levensverwachting en slechtere gezondheid van mensen van kleur worden ook gevonden bij mensen met een lage SES. En ondanks dat vrouwen de afgelopen honderd jaar meer rechten kregen, zijn achterstelling, vernedering, (seksueel) geweld en ook tekortschietende zorg nog steeds maar al te actueel. De ‘natuurlijke’ superioriteit van een bepaalde klasse van witte mannen ten opzichte van vrouwen, lagere sociaaleconomische status en mensen van ander ras en andere culturele afkomst lijkt zo nog steeds ingebakken in de samenleving. Er is zeker aanleiding om de rol van de psychologie hierin nader te onderzoeken.

Het aandeel van de psychologie

In hoeverre spelen door psychologen ontworpen en ingezette psychodiagnostiek, testen en protocollen een rol? Het wringt al langer, zoals mag blijken uit het volgend citaat: ‘Reeds in 1990 kwam de door het LBR en NIP ingestelde Commissie-Hofstee tot de conclusie dat etnocentrisme ten gunste van de dominante cultuur een bijna universeel verschijnsel is in psychologische tests en dat door het ontbreken van vergelijkend onderzoek de toepassing van tests sterk is beperkt.’

Dit citaat stamt uit 2005. Tien jaar later is de Beroepscode 2015 opnieuw opgebouwd vanuit de basisprincipes verantwoordelijkheid, integriteit, respect en deskundigheid. Het woord cultuur wordt eenmaal genoemd en wel onder het kopje Respect voor eigenheid en diversiteit. Over deskundigheid stipuleert de Beroepscode dat de psycholoog geen opdrachten aanneemt dan waarvoor zij door opleiding, training en ervaring zijn gekwalificeerd. Maar binnen de opleidingen van basispsycholoog tot en met specialist is echter nog steeds amper tot geen systematische aandacht voor bijvoorbeeld de effecten van culturele verschillen, de effecten van taal, taalvaardigheid, migratie of sociaaleconomische status. Nog steeds geldt ook dat er geen algemeen gangbare protocollen of richtlijnen zijn ontwikkeld die aangeven hoe het beste kan worden gehandeld als er nauwelijks of geen goede tests voor bepaalde kandidaten of cliënten beschikbaar zijn. En toch bepalen de effecten hiervan nog steeds en onterecht of bijvoorbeeld nakomelingen van migranten en mensen met een lage SES gemiddeld als zwakbegaafd uit intelligentietests komen of met ongunstige eigenschappen uit persoonlijkheidstests.

Inmiddels, en in toenemende mate, zijn ook meer dan kanttekeningen te plaatsen bij de aanspraak van de psychologie als universeel geldige wetenschap. De conclusie lijkt onontkoombaar dat de wetenschappelijke basis van de psychologie heel smal is en berust op een zeer klein deel van de wereldbevolking, nader te karakteriseren als Western, Educated, Industrialised, Rich, en Democratic, in de vakliteratuur bekend als het acroniem weird (Henrich, Heine, & Norenzayan, 2010). Over de gehele levensloop, van Infant Mental Health tot en met psychogeriatrie, van neuroscience tot en met neuropsychologie.

Al met al zijn er meer dan voldoende aanwijzingen dat de verontschuldigingen die vorig jaar vanuit de APA zijn gemaakt tot op grote hoogte ook van toepassing zijn op de Nederlandse psychologie en psychologische praktijk. Behalve naar het gebruik tests en instrumenten kan de conclusie uit 1990 van etnocentrisme mogelijk uitgebreid worden naar selectie- en beoordelingsprocedures, psychologische interventies, wetenschappelijke onderzoek en de toegang tot de opleiding en het beroep van psycholoog. Concrete kritische vragen worden hiermee bijvoorbeeld in hoeverre de psychologie bijdraagt aan uitsluiting van mensen met een niet-westerse migratieachtergrond, een lage SES of vrouwen, en zo aan:

  • Hogere werkloosheid en meer armoede, bijvoorbeeld bij de selectie van personeel voor de arbeidsmarkt.
  • Gebrekkige en lagere opleidingen, bijvoorbeeld met de eindtoets basisonderwijs.
  • Lagere levensverwachting en gezondheid: ‘Bij volwassenen en kinderen met een migratieachtergrond is, vanwege diverse factoren, vaker sprake van ggz-problematiek dan gemiddeld; terwijl de weg naar de zorg soms minder gemakkelijk of te laat wordt gevonden’ terwijl ‘bestaande behandeling van psychische problematiek (…) onvoldoende rekening (houdt) met vaardigheden en onderliggende oorzaken bij lage SES-patiënten.
  • Buitenproportionele vertegenwoordiging in de gevangenispopulatie, bijvoorbeeld met gebrekkige risicotaxatieinstrumenten.

Bovendien kan geconstateerd worden dat diversiteit achterblijft bij de toegang tot de opleiding en het beroep van psycholoog en dat de huidige samenstelling van de beroepsgroep een hooguit gebrekkige afspiegeling biedt van de bevolkingssamenstelling. Tegelijkertijd kan ook worden geconstateerd dat kennis over de professionele tekortkomingen en waarmee die op te vullen toeneemt en niet meer valt te veronachtzamen. Met name op het gebied van neuro-science en neuropsychologie vinden belangrijke ontwikkelingen plaats die het belang van sensitiviteit voor culturele diversiteit voor de professie onderschrijven. Daarenboven is het zaak voor de praktijk van de psychologie in Nederland om te gaan voldoen aan ggz-standaarden als de Generieke module Diversiteit.

Voorgestelde Maatregelen en de Centrale Commissie Culturele Diversiteit en Psychologie

Het Algemeen Bestuur van het NIP stelde in 2018 een Centrale Commissie Culturele Diversiteit en Psychologie in. Om culturele diversiteit aan de orde te stellen voor zover deze de beroepsgroep en het NIP direct aangaan, onderscheidt deze commissie de volgende twee hoofddoelstellingen:

  1. Psychologen voldoende bewust laten worden van de consequenties van de multiculturele maatschappelijke realiteit voor zowel de theorie als de praktijk van de psychologie;
  2. Opleidingen en trainingen van psychologen voldoende laten aansluiten op het werk in een diverse samenleving.

Binnen deze hoofddoelstellingen onderscheidt de Centrale Commissie Culturele Diversiteit en Psychologie als concrete subdoelen:

  1. entameren van een NIP-brede discussie over inhoud en betekenis van culturele diversiteit voor de werkpraktijk van psychologen;
  2. bevorderen van fairness en diversiteitsgevoeligheid in het gebruik van psychologische instrumenten, selectie- en therapievormen en -protocollen;
  3. bevorderen van culturele diversiteit binnen de beroepsgroep opdat deze een betere afspiegeling is van de cultureel diverse bevolking van Nederland;
  4. stimuleren en aanzetten tot (academische en postacademische) opleidingen en nascholingsvormen die psychologen toerusten voor hun werk in een cultureel diverse context;
  5. aanzetten tot de instelling van een op de dagelijkse praktijkgerichte leerstoel Culturele Diversiteit en Psychologie.

Dit artikel is te begrijpen als een nadere uitwerking van het eerste subdoel en als aanzet tot een NIP-brede discussie over inhoud en betekenis van culturele diversiteit voor de werkpraktijk van psychologen. In het werk van de commissie wordt uitgegaan van de volgende visie op culturele diversiteit en psychologie: cultuur als een met anderen gedeeld en te delen betekenissysteem is op vele wijzen verbonden met de psychologie. Cultuur stelt mensen in staat zich een beeld te vormen van hun leefwereld, om daarin te handelen en om er met anderen over te communiceren. Culturele diversiteit staat voor de onderkenning van verschillen en historische veranderingen in wereldbeeld, ervaringen, opvattingen en gedragingen binnen de (Nederlandse) samenleving. Bovendien verwijst culturele diversiteit naar meerderheden en minderheden, naar dominantie en ondergeschiktheid, naar insluiting en uitsluiting.

In lijn met de beroepsethiek dienen psychologen en zij die hiervoor in opleiding zijn, ongeacht hun specifieke werkveld en specialisatie, zich bewust te zijn van de betekenis en consequenties van culturele diversiteit voor de psychologie. Aansluitend hierop zullen culturele competenties nodig zijn om met deze diversiteit ook verantwoord en adequaat om te kunnen gaan. De Centrale Commissie Culturele Diversiteit en Psychologie zet zich in voor bovengenoemde hoofd- en subdoelen opdat de psychologie ook verantwoord toegepast kan worden op eenieder, ongeacht cultuur, afkomst, SES, gender of andere eigenschappen.

Beeld: Kunst Bilder/Shutterstock

Literatuurlijst

  1. Ardila, A. (2005). Cultural values underlying psychometric cognitive testing. Neuropsychology Review, 15(4), 185–195. https://doi.org/10.1007/s11065-005-9180-y
  2. Bender, M., & Adams, B. G. (Eds.). (2021). Methods and Assessment in Culture and Psychology. Cambridge: Cambridge University Press.
  3. Boivin, M.J. & Giordani, B. (Eds.) (2013). Neuropsychology of Children in Africa: Perspectives on Risk and Resilience. New York, NY:  Springer.
  4. Bornstein, M.H. (Ed.) (2010). Handbook of Cultural Developmental Science. New York/London: Taylor & Francis.
  5. Borra, R., van Dijk, R. & Verboom, R. (red.)(2016). Cultuur en psychodiagnostiek. Professioneel werken met psychodiagnostische instrumenten (tweede editie). Houten: Bohn Stafleu van Loghum.
  6. Fernández, A.L. & Evans, J. (Eds.). (2022). Understanding Cross-Cultural Neuropsychology. London: Routledge.
  7. Franzen, S., Watermeyer, T.J., Pomati, S., Papma, J.M., Nielsen, T. R., Narme, P., … Bekkhus-Wetterberg, P. (2022). Cross-cultural neuropsychological assessment in Europe: Position statement of the European Consortium on Cross-Cultural Neuropsychology (ECCroN). The Clinical Neuropsychologist, 36(3), 546–557.
  8. GGZ standaarden (2022). Generieke module Diversiteit, geraadpleegd op 30 november 2022
  9. Gonthier, C. (2022). Cross-cultural differences in visuo-spatial processing and the culture-fairness of visuo-spatial intelligence tests: an integrative review and a model for matrices tasks. Cognitive Research: Principles and Implications, 7, 11.
  10. Henrich, J., Heine, S.J. & Norenzayan, A. (2010). The weirdest people in the world? Behavioral and Brain Sciences, 33, 61–135. https://doi.org/10.1017/S0140525X0999152X
  11. Jong, J. de & van Dijk, R. (Red.; 2020). Handboek culturele psychiatrie en psychotherapie. Amsterdam: De Tijdstroom/Boom.
  12. Kirmayer, L.J., Worthman, C.M., Kitayama, S, Lemelson, R. & Cummings, C.A. (Eds.)(2022) Culture, Mind, and Brain. Emerging concepts, Models, and Applications. Cambridge University Press.
  13. Lewis-Fernández, R. Aggarwal, N.K., Hinton, L., Hinton, D.E. & Kirmayer, L.J. (Eds.) (2016). DSM-5® Handbook on the Cultural Formulation Interview. American Psychiatric Association.
  14. Worthman, C.M., Plotsky, P., Schechter, D.S. & Cummings, C. (Eds.; (2010). Formative Experiences. The Interaction of Caregiving, Culture, and Developmental Psychobiology. Cambridge: Cambridge University Press.