Lees verder
Op 28 december 2017 floept een bewering uit mijn mond die mij sindsdien achtervolgt: ‘Een label is geen beperking, het is een manier van zijn.’ Ik zeg het tegen hoofdredacteur Vittorio Busato, die ik eerder had benaderd voor een mogelijk artikel in De Psycholoog. Hij interviewt mij in het kader van zijn project What’s wrong with me? Gezichten achter de DSM over mijn aandoening, Attention Deficit Disorder (ADD).
Jairo van Lunteren

Met die woorden zeg je nogal wat, bedenk ik mij als ik na afloop het interview in mijn hoofd herbeleef. Alsof het een levensstijl is, die ADD van mij, of de rode draad van mijn karakter. De opmerking voelt achteraf al snel beklemmend en beperkend, doordat ik ermee suggereer geleefd te worden door mijn aandoening. En misschien word ik dat ook wel, schiet het door mij heen, veel meer dan ik mij al die jaren heb gerealiseerd.

Lange aanlooptijd

Een half jaar voor dat interview was de diagnose gesteld, wat het einde betekende van een zoektocht in mijzelf en naar mijzelf. Sinds jaar en dag ben ik eens in de zoveel tijd bij een psycholoog of een andere therapeut in behandeling geweest, omdat ik voelde dat het niet lekker met mij ging, dat ik geen grip kreeg op mijn leven. Op mijn vijfenveertigste kreeg ik daar van een psychiater eindelijk een verklaring voor waarin ik mijzelf herken.

Al voordat die verklaring werd gegeven had bij mij, door wat ik er hier en daar over las, het vermoeden postgevat dat ADD een deel van de oorzaak zou kunnen zijn voor mijn organisatorische, administratieve, financiële, sociale en werk-gerelateerde wanorde. In overeenstemming met het gebrek aan daadkracht dat ik vaak tentoonspreid, had ik echter een lange aanlooptijd nodig om mijzelf ertoe te bewegen mij te laten diagnosticeren.

Opluchting en schaamte

De diagnose kwam dus niet als een verrassing, maar heeft veel in mij losgemaakt en in gang gezet. Mijn moeizame jaren als puber, scholier, student en echtgenoot kregen met terugwerkende kracht een officieel kader, net als mijn onvermogen om op werkvloeren indruk te maken. Daar ben ik blij mee, al vind ik het moeilijk. Want, wat als ik in een eerder stadium van mijn leven gediagnosticeerd was? Een vraag die je nooit mag stellen, maar die ik niet uit mijn hoofd krijg.

Op het moment waarop de psychiater de diagnose aan mij voorlegde, werd ik een ander mens. Een belangrijke reden hiervoor is dat ik voor het eerst in mijn leven een diagnose had gekregen van wie ik altijd was geweest, en die er bovendien op duidde dat ik een aandoening heb. Dat voelde alsof er iets ‘mis’ met mij was. Eveneens voor het eerst zou ik medicijnen gaan slikken zonder dat ik lichamelijk ziek was, puur om mijn functioneren te verbeteren. Opluchting en schaamte streden om voorrang.

Sollicitatiegesprekken

Na wat aanloopproblemen merkte ik dat de medicijnen hun werk begonnen te doen. Ik werd rustiger in mijn hoofd. Slapen ging beter, net als het schrijven van het boek waarmee ik bezig was, Tom Dumoulin: Van roze droom naar gele trui. Mijn besluiteloosheid verminderde en mijn negatieve zelfbeeld erodeerde, waardoor ik vertrouwen in eigen kunnen kreeg en niet telkens meer vastliep. Soms vroeg ik mij af of ik mij deze verbeteringen niet aanpraatte, maar mijn naaste omgeving bevestigde de positieve ontwikkelingen.

Met iedereen die erover wilde horen, raakte ik over ADD aan de praat. Als ik mijzelf warrig vond overkomen in een belangrijk gesprek, of dacht dat een gesprekspartner dat zou vinden, dan legde ik meteen uit dat ik onlangs was gediagnosticeerd met deze aandoening. ‘Wat dat ook mag betekenen en zonder dit als excuus aan te voeren,’ voegde ik daar steevast aan toe. Zelfs bij sollicitatiegesprekken kwam het onderwerp ter tafel.

Kader

Doordat de medicatie merkbaar verschil maakte, begon ik mij te identificeren met mijn diagnose. De invloed van ADD op mijn levensloop, besefte ik steeds meer, was immers gigantisch geweest. Na verloop van tijd kwam ik tot de eerdergenoemde conclusie dat ADD geen aandoening is, maar ‘een manier van zijn’. Vervolgens spitste ik gesprekken met mensen over ‘mijn’ diagnose vaak toe op wat ik als mijn goede karaktereigenschappen beschouwde, die ik dus niet omarmde als mijn eigen goede eigenschappen maar op het conto schreef van mijn aandoening.

En ja, ik begrijp waarom ik dat deed en waarom ik mij vastklampte aan de diagnose. Het verschafte mij na vele stroperige jaren een kader voor mijzelf, een verklaring voor mijn soms juist ook voor mijzelf onuitstaanbare, ongrijpbare en onbegrijpelijke karakter. Dat gaf die opluchting. Bovendien vond ik er reden in om mijn tekortkomingen buiten mijzelf te plaatsen, wat ik legitimeerde door dat dus ook met mijn positieve eigenschappen te doen.

Mijn moeizame jaren als puber, scholier, student en echtgenoot kregen met terugwerkende kracht een officieel kader, net als mijn onvermogen om op werkvloeren indruk te maken

Persoonlijke groei

Eerder schreef ik dat de diagnose ook voor schaamte zorgde. Veelzeggend is wellicht dat ik dat gevoel vooral naar mijn ouders toe had en heb. Met hen kan ik er nog altijd niet over praten. Hierdoor ben ik mij zelfs gaan realiseren dat ik met hen zelden over persoonlijke kwesties heb kunnen of durven praten. De reden hiervoor is gelegen in een emotionele muur, bij zowel mijn vader als mijn moeder, waar ik ook als puber tegenaan liep als ik mijn gevoel liet spreken. Mijn vaders muur is opgetrokken uit herkenning, die van mijn moeder uit onverwerkt verleden.

Mijn vaders muur is opgetrokken uit herkenning, die van mijn moeder uit onverwerkt verleden

De diagnose heeft mij dan ook niet alleen mijzelf maar tevens mijn ouders in een ander licht doen zien. Dat heet persoonlijke groei. Maar de diagnose heeft ook veel verdriet gebracht over de wijze waarop mijn ouders mij als met zichzelf worstelende jongen niet hebben gezien, mij nog steeds niet zien en mijn aandoening volledig negeren terwijl die mijn leven heeft getekend en tekent. Ik neem ze niets kwalijk, omdat dat geen zin heeft, maar pijn doet het wel.

Serieus probleem

Schaamte voel ik ook tijdens gesprekken over ADD als ik schrijnende verhalen te horen krijg over mensen met die aandoening. Dan gaat het, bijvoorbeeld, over uithuisplaatsingen van kinderen omdat hun alleenstaande moeder met ADD hen niet aankan of over verslavingsproblematiek onder ADD’ers. Ook wordt mij verteld over mensen die begeleid wonen omdat zij vanwege hun ADD niet of onvoldoende in staat zijn om voor zichzelf te zorgen.

‘Is ADD een ziekte?,’ wordt mij weleens gevraagd, wat ik gezien die verhalen voorstelbaar vind.

‘Nee,’ antwoord ik dan, ‘het is een aandoening.’ ‘Maar sommige aandoeningen zijn ziektes,’ dringt de kritische verstaander aan.

Als ik erover nadenk, is de puinhoop die ik in mijn beleving van mijn leven heb gemaakt, toch echt een indicatie dat er sprake is van een serieus probleem

En daar loop ik vast. Want is deze aandoening niet inderdaad een ziekte, een stoornis, een afwijking, en wie ben ik om te zeggen dat ADD dat niet genoemd mag worden? Ik vind dat confronterend, omdat ik mij dan gehandicapt voel. Tegelijkertijd is de invloed van ADD mijns inziens echter wel degelijk beperkend geweest. Als ik er over nadenk, is de puinhoop die ik in mijn beleving van mijn leven heb gemaakt, namelijk toch echt een indicatie dat er in elk geval sprake is van een serieus probleem.

Vrijheidsdrang

Zoals gezegd ben ik na de diagnose aan de medicijnen gegaan. Ik slaagde er voor mijn doen vervolgens zeker een halfjaar lang opvallend goed in om mij aan het pillenschema te houden, wat zelfs een belangrijk kader werd in mijn leven. Voor mijn gevoel was ik hiermee een weg ingeslagen die alsnog tot de zo vurig gewenste zelfontplooiing zou leiden. Zonder overdrijven durf ik te stellen dat ik mij eindelijk mans genoeg voelde om volwassen te zijn.

Desondanks groeide bij mij vervolgens net zo sterk de indruk dat de dexamfetamine er weliswaar voor zorgde dat ik rust vond in mijn hoofd, met alle positieve gevolgen van dien, maar dat ik er ook door was veranderd op een manier die mij tegen de borst stuitte. Alsof het heilige vuur in mij gedoofd was. Ik kreeg vrijheidsdrang; kennelijk doet medicatie dat zelfs met mij.

Zonder ruggenspraak

Mijn afhankelijkheid van medicatie beviel mij niet. Het paste niet bij mij, vond ik, en ik wilde zo niet zijn. Als ik in de spiegel keek, besefte ik dat ik mij dankzij die pillen naar buiten toe wel beter voelde, maar dat dit kwam doordat mijn persoonlijkheid als het ware werd ingekapseld in een laagje maatschappelijke wenselijkheid. De rebel in mij, ongetwijfeld innig verbonden met allerlei ADD-symptomen, kreeg ouderwets de overhand.

Zonder ruggenspraak met mijn psychiater, bij wie mijn behandeling met de diagnose was afgerond, besloot ik dan ook te stoppen met de medicijnen. Deels kwam dat doordat zij op een dag op waren en ik mijzelf er door mijn inmiddels ambivalente gevoelens niet meer toe kon aanzetten om een nieuwe voorraad te halen. Bovendien ging ik ervan uit dat ik met behulp van de medicijnen had geleerd hoe ik zonder pillen beter dan vroeger zou kunnen functioneren.

Psychische blokkade

De vraag die mij nu bezighoudt, is of ik beter af ben met of zonder pillen. Natuurlijk wil ik mijzelf zijn en niet de indruk hebben kunstmatig te functioneren, als een soort veredelde robot. Maar voelde ik mij ten tijde van het pilgebruik dan echt zo, of praatte ik dat mijzelf aan? Als ik erover nadenk, dan weet ik het niet meer. Ongetwijfeld had de medicatie voordelen en nadelen, maar of de balans voor mij positief of negatief uitviel is niet te zeggen.

Met de pillen stopte ik, toevallig of niet, kort na het interview met Busato. Vervolgens heb ik er een tijdlang niet naar getaand en ben ik teruggevallen in oude patronen. Inmiddels twijfel ik of ik niet weer aan de dexamfetamine moet, al was het maar om mijn schrijverscarrière vlot te trekken. Toen ik medicijnen gebruikte, lukte het immers wonderwel om niet vast te lopen, terwijl mijn psychische blokkade terugkeerde nadat ik was gestopt.

Ervaringsperspectief

Het idee om voor De Psycholoog essayistisch vanuit ervaringsperspectief te schrijven over ADD, bijvoorbeeld, bespraken Busato en ik reeds voor ons interview – zonder toezegging op publicatie, overigens (essays voor De Psycholoog worden onafhankelijk beoordeeld). Het heeft dus ruim anderhalf jaar geduurd om met een tekst te komen. Als dit een incident was geweest, oké, dan zou het een leermoment betreffen. Maar deze moeite om productief, daadkrachtig en effectief te zijn, is voor mij zonder medicatie een chronisch probleem.

In mijn bewering dat een label geen beperking is maar een manier van zijn, kan ik mij dan ook niet meer vinden. Noem het liever een juk dat ik steeds beter leer dragen.

 

Illustratie: Chiara Arkesteijn

Bij uitgeverij Edicola verschenen van Jairo van Lunteren Tourflits: Tijdloze helden uit Radio Tour de France (2017) en Tom Dumoulin: Van roze droom naar gele trui (2018). Zijn weblog Opdichter.nl houdt hij onregelmatig bij.