Lees verder
Wat zijn de verschillen tussen mensen die rechts stemmen en mensen die links stemmen? Op die vraag probeert hoogleraar Sociale en Politieke Psychologie Alain van Hiel (Universiteit Gent) in zijn nieuwste boek Links vs Rechts een antwoord te formuleren. Zijn conclusie: de ideologieën van linkse en rechtse partijen zijn dan weliswaar helemaal anders, in de psychologie van hun aanhangers vallen die verschillen reuze mee. Dat heeft vooral te maken met de houding tegenover die ideologieën. ‘Elke ideologie zorgt voor oogkleppen en haalt het slechtste in de mens naar boven.’
Anouk Bercht

Zelf heeft hij momenteel geen duidelijke politieke voorkeur. Alain van Hiel voelt zich bij geen enkele politieke partij thuis. Al herkent hij zichzelf enigszins in het gezegde van Winston Churchill: ‘Wie jong is en niet links heeft geen hart, wie oud is en niet rechts heeft geen verstand’. Bijvoorbeeld als het gaat over migratie. In zijn kritische houding tegenover kapitalisme en economisch globalisme is hij redelijk stabiel gebleven over de jaren. ‘Eerlijk gezegd snap ik niet goed dat mensen consistent links of rechts kunnen zijn.’ En dat fascineert hem. ‘Zelfs binnen één specifiek domein heb ik eigenlijk moeite om steevast links of rechts aan te hangen.’ 

In Vlaanderen geldt een stemplicht. En als geboren twijfelaar weet Van Hiel soms nóg niet wat hij moeten stemmen als hij het rode potlood in zijn hand heeft. Uiteindelijk kiest hij dan snel iemand die links noch rechts is, maar in het midden uitkomt. ‘En dat vind ik eigenlijk niet slecht. Dat betekent mijns inziens dat je open kunt staan voor verschillende denkbeelden en jezelf daarin niet verliest.’ En dat sluit niet geheel toevallig aan bij de conclusies van zijn nieuwste boek Links vs Rechts. ‘Jarenlang onderzoek doen naar ideologieën heeft er vast ook voor gezorgd dat ik zelf niet zo ideologisch meer ben.’

Van Hiel deed bijna dertig jaar onderzoek naar de mens achter de ideologie. Onder meer naar aanhangers van de pvv en de rechts-radicale partij Vlaams Belang. Al daarvoor, in zijn studententijd, zag hij hoe politieke voorkeuren voor sociale uitsluiting kunnen zorgen. Een van zijn vrienden sloot zich aan bij Vlaams Belang. Daarop werd die vriend buitengesloten en verscheen er een serieuze barst in de vriendenkring van Van Hiel.  Uit een van zijn onderzoeken bleek dat empathische mensen vaker rechts zijn. Toen dat de krant haalde, ontving ook hijzelf niet de leukste reacties. Die ervaringen, en dat hij tevreden is over zijn academische werk tot nu toe, leidden uiteindelijk tot Links vs Rechts.

In 1950 verscheen het eerste belangrijke werk over politieke psychologie: The Authoritarian Personality, van de Duitse filosoof-socioloog Theodor Adorno en collega’s. Van Hiel analyseerde dat werk, dat niet geheel toevallig zo net na de Tweede Wereldoorlog, vooral negatieve eigenschappen van rechts-radicale mensen beschrijft. Van Hiel: ‘Er is geen basiswerk dat gaat over mensen die meer linkse ideologieën aanhangen. Dat is het resultaat van ideologische keuzes. Als je veronderstelt dat linkse mensen niet onverdraagzaam kunnen zijn, ga je hen ook niet onderzoeken.’ Ook verklaart hij zich daar zelf schuldig aan door vooral onderzoek te doen naar rechtse mensen. Tot hij ontdekte dat ook linkse mensen behoorlijk onverdraagzaam kunnen zijn.

Plakstrip

Maar hoe onderzoek je nu de verschillen tussen linkse en rechtse mensen? En wat ís eigenlijk precies het verschil tussen linkse en rechtse partijen? ‘Dat is een heel ingewikkelde vraag’, zegt Van Hiel. ‘Binnen alle domeinen van de cognitieve psychologie beschrijven we processen met behulp van meerdere dimensies. Er is maar één uitzondering en dat is de links-rechts-as voor politieke psychologie. Het is een soort plakstrip waarmee we, en vooral politici zelf, alle politieke onderwerpen kunnen vertalen naar links of rechts.’

Als we de aanhangers van linkse en rechtse partijen willen onderzoeken, moeten we eerst een onderscheid maken tussen ideologieën en ideologische houdingen, meent Van Hiel. Ideologieën zijn gedeelde ideeën die mensen opbouwen over hoe de wereld eruitziet, wat ze zouden willen veranderen en hoe een ideale maatschappij eruitziet. ‘Dat staat bijvoorbeeld in het verkiezingsprogramma van een politieke partij.’ Linkse en rechtse partijprogramma’s verschillen dan van elkaar op twee domeinen, zo blijkt onder meer uit onderzoek van Van Hiel. Ten eerste gaat het dan om hoe belangrijk culturele en sociale tradities zijn. ‘Een sterk leger willen is bijvoorbeeld een meer rechts sociaal-culturele ideologie. Daarnaast verschillen de meningen over economische thema’s zoals de vrije markt en hoe erg economische ongelijkheid is. ‘Het kapitalisme is bijvoorbeeld een typisch rechts-economische ideologie.’

Linkse partijen zijn vaak iets progressiever en rechtse partijen meer conservatief, maar ook dat gaat niet per se op. ‘Progressieve normen van jaren geleden zijn bijvoorbeeld de heilige huisjes van nu.’

Als we de psychologische processen van de aanhangers van ideologieën willen bestuderen, is het volgens Van Hiel zinvoller te kijken naar ideologische houdingen. ‘We moeten kijken naar hoe we met die ideologie omgaan, voor welke diepere waarden die staat en hoe we er ons in verliezen en andersdenkenden negatief bejegenen. Het is niet zo zinvol om partijprogramma’s te bestuderen als je de mens achter de ideologie wilt bestuderen. Onder meer omdat er zwevende kiezers zijn, en partijen hun programma’s nu eenmaal veranderen.’

Gehoorzaamheid

Een goed onderzochte ideologische houding is autoritarisme, die met behulp van een autoritarismeschaal gemeten wordt. Wie daar hoog op scoort, is onder meer gehoorzaam en hecht waarde aan autoriteit. Wie er lager op scoort heeft een meer anarchistische houding. In zijn boek beschrijft Van Hiel vier hoofdrolspelers om die houdingen nog duidelijker te maken. Jef vindt orde en gezag belangrijk, ziet de wereld als een gevaarlijke plaats en staat negatief tegenover groepen die hij niet kent. Hij scoort hoog op de autoritarismeschaal en stemt waarschijnlijk rechts. Een ander soort rechtse mens is Yasmine. Hoewel zij ook geneigd is op een rechtse partij te stemmen, is haar houding net anders. Ze behoort tot de sociaal dominante mensen die kicken op status, macht en prestige.

Een andere hoofdrolspeler is Heidi, zij vindt dat oude tradities op de schop moeten en dat mensen die beledigende uitspraken doen het zwijgen moet worden opgelegd. Zij is een zogenoemde links-autoritair en stemt waarschijnlijk op een socialistische of links-radicale partij. Tot slot beschrijft Van Hiel de radicale persoon Ward, die het compleet gehad heeft met alle traditionele politieke partijen en zijn ongenoegen over corrupte elites deelt met iedereen. Ward zou zowel radicaal-links als radicaal-rechts kunnen stemmen.

Rechtse ideologieën gaan iets vaker samen met een meer autoritaire houding en linkse ideologieën met een minder autoritaire houding. ‘Maar dat hoeft niet’, zegt Van Hiel. ‘Je kunt een progressieve ideologie aanhangen op een heel autoritaire manier. Denk aan het communisme, of bepaalde uitwassen van woke (zich zeer bewust van racisme en sociaal onrecht jegens minderheden, red.). Je kunt dus met een meer intolerante grondhouding een linkse partij aanhangen. Jef en Heidi staan mogelijk diametraal tegenover elkaar in termen van ideologie, en misschien hebben ze goesting om elkaar de kop in te slaan, maar toch hebben ze dezelfde grondhouding.’

Een goed voorbeeld volgens Van Hiel is dat sommige mensen van mening zijn dat de maatschappij inclusief moet zijn, iedereen moet welkom zijn. ‘Maar mensen die het daar niet mee eens zijn, mogen niet meedoen en zijn niet welkom. In die houding verliezen mensen dan dus eigenlijk het contact met hun doelstellingen.’

‘Ook de zogenoemde cancelcultuur is een heel autoritaire benadering vanuit een meer linkse hoek,’ vervolgt Van Hiel. ‘Witte mannen van een zekere leeftijd mogen over bepaalde onderwerpen niet meer meepraten. En daar zit eigenlijk dezelfde logica achter als die welke racisten hanteren: mensen buitensluiten op basis van demografische gegevens. En beide aanhangers vinden dat ze daar gelijk in hebben.’

Volgens Van Hiel worden problemen in de maatschappij, zoals polarisatie, veroorzaakt door die houdingen. Niet door de ideologieën zelf. ‘In die houding zetten we oogkleppen op, zien we enkel oplossingen in onze eigen ideeën, en verliezen we een stukje realiteit. We zijn intolerant tegenover andersdenkenden en zetten ze het liefst in een kwaad daglicht.’ En dat baart Van Hiel zorgen. ‘Wie radicale gedachten heeft, wordt tegenwoordig uitgesloten, relaties worden verbroken, we willen niets meer met elkaar te maken hebben. Dat vind ik dieptriest. En het is niet goed voor ons welbevinden. Bovendien is het nu juist de ziel van de democratie om verschillende ideeën met elkaar uit te wisselen en zo tot oplossingen te komen.’

De paradox van tolerantie
In Links vs Rechts haalt Alain van Hiel de paradox van tolerantie van de bekende wetenschapsfilosoof sir Karl Popper aan. Die paradox stelt dat grenzeloze tolerantie alleen maar kan leiden tot intolerantie, omdat intolerantie dan niet getolereerd kan worden. Van Hiel: ‘We zijn allemaal intolerant aan het worden en staan uiterst negatief tegenover ideologische tegenstanders. Echter, we zouden ons er ook bewust van moeten zijn dat intolerantie in elk van ons zit, zeker als we te fanatiek onze eigen kaders aanhangen, wat ook die kaders mogen zijn. We zouden dus niet alleen, zoals in dit duidelijke voorbeeld, intolerant moeten zijn voor intolerantie, maar vooral voor onze eigen intolerantie.’

Geweld tegen vrouwen

Links of rechts, dat maakt dus niet uit, we nemen in essentie allemaal een kwalijke houding in om onze ideeën door te voeren, meent Van Hiel. Toch is het niet zo dat er helemaal geen verschillen bestaan tussen aanhangers van linkse en aanhangers van rechtsere partijen. ‘Het beleid van de partijen is natuurlijk ten eerste wel degelijk anders, daarnaast zijn er tendensen op het gebied van persoonlijkheid en karakter.’ Mensen die iets lager scoren op de persoonlijkheidsdimensie openheid op de Big Five zijn iets vaker rechts. ‘Maar eigenlijk zegt dat niet zo veel want je kunt open mensen er ook op betrappen helemaal niet open te zijn, richting mensen met andere opvattingen bijvoorbeeld.’ Zorgvuldige mensen zijn vaker rechts, en vriendelijke mensen vaker links. Rechtse mensen zijn net minder empathisch en intelligent, hebben iets minder moeite met geweld tegen vrouwen en agressief gedrag in het algemeen en hebben een minder groot probleemoplossend vermogen. ‘Het zijn geen grote verschillen, maar ze zijn wel significant,’ betoogt Van Hiel. Op het vlak van angst, complotdenken, geluk en psychopathie zijn er dan weer geen verschillen gevonden tussen links- en rechtsdenkende mensen.

Wat bepaalt dan of we links of rechts stemmen? ‘Van alles, gewoontes, je gezinssituatie, wat je ouders stemmen.’ Uiteindelijk komt het er volgens Van Hiel ook op neer dat we als mens groepen willen vormen. ‘Evolutionair gezien biedt dat veiligheid en voedsel. Maar het nadeel is dus dat we andere groepen negatief gaan bekijken, waardoor er haast een soort tribalisme ontstaat.’

‘In de prehistorie, of nog daarvoor, kon je alleen maar overleven en elkaar helpen als er duidelijke regels waren over het delen van bijvoorbeeld voedsel of gereedschap. Als je daar te veel innovatieve, linkse, mensen tussen had zitten, dan zou het kennisbestand van de groep vernietigd worden. Wie een meer rechts-radicale of sociaal dominante houding heeft, zorgt voor een grotere overlevingskans van zijn of haar groep. Niet heel sociaal en sympathiek natuurlijk, maar ook in de huidige maatschappij zal je nog veel persoonlijk voordeel overhouden aan zo’n houding. In tijden van weelde kunnen progressievere ideeën weer relevanter zijn, meent Van Hiel. ‘Want er is genoeg voor iedereen, er is dus meer mogelijk.’

Hoe we onze houding ten opzichte van de ideologie die we aanhangen kunnen verbeteren? Van Hiel wil daarover niet te veel handvatten geven. ‘Ik wil mensen zelf laten nadenken, en als ik de enige ben die dit probleem ziet, dan moet het misschien maar zo blijven.’ Toch is hij van mening dat goed beleid bestaat uit een combinatie van linkse en rechtse ideeën. Discriminatie zou bijvoorbeeld bestraft moeten worden, maar positieve discriminatie en quota’s zijn niet de oplossing. Van Hiel: ‘Politici zouden ervan overtuigd moeten raken dat in een goed besluit niet alleen eigen ideeën horen, maar die van meerdere partijen, en dat alle partijen een beetje gelijk kunnen hebben, dat het bovendien niet gaat over je gelijk behalen, maar over constructieve oplossingen bedenken. Dat je daarin de samenwerking opzoekt en elkaar vertrouwt.’

Politiek cynisme

Bovendien begrijpt hij niet hoe politici van burgers kunnen verwachten dat zij hen vertrouwen, terwijl ze elkaar niet eens vertrouwen. ‘Het wantrouwen in het politieke establishment, en ook in journalisten bijvoorbeeld, bevindt zich op een historisch dieptepunt.’ Dat is volgens Van Hiel een gevolg van een oprukkend politiek cynisme, waarbij mensen in ieder geval nog betrokkenheid tonen, al is het negatieve betrokkenheid. ‘Nederland is ook echt koploper op het gebied van discussies voeren, of beter: dovemansgesprekken voeren.’ Hij doelt onder meer op discussies over het wel of niet dragen van mondkapjes. ‘Er wordt snel een punt bereikt waarop mensen niet meer met elkaar willen praten, dan haken mensen af, en dat zorgt weer voor meer politiek cynisme.’

In maart mogen ook wij weer stemmen. De vvd valt in haar campagnefilmpjes vooral GroenLinks en de PvdA aan, de Stichting Ideële Reclame (Sire) is een campagne begonnen om polarisatie te voorkomen en op universiteiten heerst onrust. Hoe kijkt Van Hiel daar tegenaan? ‘Ik volg de politiek in Nederland op de een of andere manier minder dan normaal. Maar het valt op dat vooral radicaal rechts en radicaal links, of woke, met elkaar discussiëren en dat de mensen die meer in het midden zitten er minder bij betrokken worden. En natuurlijk zorgt een extreme rechtse reactie voor meer stemmen op extreem links, en andersom, dat lijkt me geen goede zaak.

Misschien hebben ze goesting elkaar de kop in te slaan, maar toch hebben ze dezelfde grondhouding

Daarnaast is het echt betreurenswaardig dat het op universiteiten ook al niet meer lukt om normaal en beschaafd met elkaar in gesprek te gaan, een dialoog te voeren. Als je dat ergens mag verwachten, is het daar wel. Dus als dat niet meer kan, denk ik: waar zijn we mee bezig?’

Bronnen

  1. Adorno, T. W., Frenkel-Brunswik, E., Levinson, D.J., & Sanford, R.N. (1950). The Authoritarian Personality. New York: Harper.
  2. Meloen, Jos D. 1991. De autoritarisme-concepten van Adorno en Altemeyer vergeleken: Theoretische analyse en empirische test. In Onderdanig en intolerant: Lacunes en controverses in autoritarisme- studies, eds. Peer Scheepers and Rob Eisinga, 103–126. Nijmegen: ITS.

Beeld: James Arthur