Op de middelbare school was ik nog niet zo bezig met wat ik later wilde worden. Maar toen ik merkte dat klasgenoten al wel duidelijke plannen hadden, begon ik erover na te denken. Uit verschillende testen kwam naar voren dat ik ‘iets met mensen’ wilde doen. En na een aantal meeloopdagen raakte ik overtuigd en wilde ik psychologie in Rotterdam studeren.
Aan het begin van de studie focuste ik me vooral op het halen van goede cijfers. In het tweede jaar kreeg ik opeens last van pijn op mijn borst. Die pijn werd erger en verspreidde zich naar mijn ribben, hals en soms naar mijn kaken. Ik kreeg ook maagpijn. Ik bezocht de huisarts, onderging allerlei onderzoeken waaronder een endoscopie en kreeg allerlei medicijnen. Toch ging het maar niet over. Soms wilde ik de hele dag in bed blijven liggen en slapen, zodat ik de pijn niet zou voelen. Het bleef onduidelijk wat er aan de hand was. Dat frustreerde mij enorm. Ik zat soms uren te googelen op mijn klachten en vond de meest verschrikkelijke ziektes. Ik voelde me alleen met deze klachten, die zo onzichtbaar voor de buitenwereld waren.
In het derde jaar van mijn bachelor deed ik inzichten op over de link tussen stress en lichamelijke klachten. Ik wilde meer leren over de relatie tussen het lichaam en psychologisch welzijn en ging de master Medische Psychologie volgen. Dat was meteen een goede reden om in Tilburg op kamers te gaan en uit mijn ouderlijk huis te vertrekken. Toen begon ik mijn klachten te begrijpen, en zo ben ik er ook vanaf gekomen. Het stelde me gerust te weten dat mijn lichaam niets mankeerde, maar dat de problemen door stress veroorzaakt werden. Daardoor kon ik me meer ontspannen en nu heb ik er bijna nooit meer last van.
Faalangst
In het tweede jaar van de master ben ik mezelf tegengekomen. Ik liep stage op de afdeling Psychiatrie van het Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis in Tilburg en zag vooral patiënten met somatisch onvoldoende verklaarde lichamelijke klachten (SOLK). De stage was pittig. Ik vond het heel spannend gesprekken te voeren met patiënten. Ik klapte vaak dicht van de spanning. Ik ging zelfs twijfelen over of ik het wel in me had om psycholoog te worden. Ik ontdekte dat met je neus in de boeken zitten iets heel anders is dan met patiënten werken. Ik had last van faalangst. Ik wilde het gewoon allemaal heel goed doen.
Gelukkig bleef ik gemotiveerd, ik wilde het zo graag kunnen. De stage duurde een jaar. Die tijd had ik echt nodig om mezelf te ontwikkelen. Pas tegen het einde kreeg ik meer zelfvertrouwen. Door het gewoon maar te doen, bijvoorbeeld door iets uit te leggen voor groepen, merkte ik dat het allemaal best mee viel en dat het mij ook gewoon lukte. Bovendien verging de wereld niet als er iets niet helemaal soepel ging. Al die spanning bleek helemaal niet nodig.
‘ Met je neus in de boeken zitten, is iets heel anders dan met patiënten werken’
Ik maakte onder meer kennis met cognitieve gedragstherapie (CGT). Een fijne therapie, er is een draaiboek, er zit structuur in. Dynamische Interpersoonlijke Therapie (DIT) is een heel ander verhaal. Op een gegeven moment zaten we met een groep patiënten in een cirkel en vroeg de groepsbegeleider “Wie begint?”. De patiënten vertelden waar ze mee zaten, en reageerden op elkaar. Alsof zij therapie aan elkaar gaven. Ik vond dat heel abstract en ongrijpbaar.
Nu werk ik bij Spine & Joint, een revalidatiecentrum in Rotterdam. Omdat ik in coronatijd afstudeerde, maakte ik me wel zorgen over mijn baankansen. Maar gelukkig kwam deze baan snel op mijn pad. Ik zie patiënten met complexe chronische pijnklachten die bij ons een intensief revalidatietraject van acht weken volgen. Als psycholoog doe ik verschillende dingen. Ik ondersteun onder meer patiënten tijdens trainingsmomenten. Laatst was er een patiënt die bang was om te bukken. Een therapeut hielp haar de beweging op de juiste manier te maken, en ik ging tegelijk met haar in gesprek om de angst aan te pakken. Op basis van CGT en fysiotherapie leggen we zo samen de weg van exposure af.
Ik zorg er als psycholoog voor dat patiënten geen last hebben van belemmerende cognities of stress die de revalidatie stagneren. Het is prettig samenwerken met onder meer fysiotherapeuten, artsen, psychologen en ergotherapeuten. Hoewel het contact met patiënten maar kort is, lukt het toch veel te bereiken binnen die acht weken. Het is fijn na de behandeling dankbare patiënten te zien. Daar krijg ik energie van en zo kan ik mijn werk zien als mijn passie.
We kunnen patiënten hier weer perspectief bieden. Zelf heb ik me ook lang onbegrepen gevoeld tijdens mijn zoektocht naar de oorzaak van die pijnklachten. Daardoor kan ik me goed inleven en begrijp ik waar onze patiënten mee worstelen. Soms hebben mensen al zoveel specialisten gezien, waardoor hun situatie uitzichtloos lijkt. Door onze interdisciplinaire aanpak kunnen we we toch iets doen aan hun klachten.
Natuurlijk ben ik nog weleens onzeker, ook omdat ik een van de jongsten ben. Toch ging het al snel best goed hier. De echte faalangst heb ik achter me gelaten. Ik ben een stuk relaxter en sta steviger in mijn schoenen. Hopelijk mag ik binnenkort de basiscursus CGT doen. Of meer leren over Acceptance and Commitment Therapie (ACT). Misschien wil ik ooit nog wel GZ-psycholoog worden. Maar nu eerst hier leren wat er te leren valt. Voorlopig zit ik hier nog op mijn plek.’
Beeld: 500WATT