Lees verder
Psychoanalyse gaat over de dingen waarover we het liefst niet te veel praten of zelfs nadenken, het gaat over de grenzen van ons ik. Zo betoogt psycholoog, filosoof en schrijver Arthur Eaton (1988) in zijn nieuwste boek Waar ik ophoud. Het is een bundel essays over zijn patiënten en over de toepassing van psychoanalytische ideeën op de maatschappij. Hoe gaat een jonge psychoanalyticus in wording te werk? En hoe kijkt hij aan tegen de oorspronkelijke psychoanalytische theorieën van Freud? ‘Als iemand zich in mijn spreekkamer verspreekt, spits ik zeker mijn oren.’
Anouk Bercht

Toen hij zestien jaar was, zag Arthur Eaton in de boekenkast van zijn opa en oma het boek The Art of Loving staan, van de Duits-Amerikaanse psychoanalyticus Erich Fromm (1900-1980). Het sprak hem aan. Misschien omdat hij als tiener gewoon geïnteresseerd was in liefde en seks, vertelt hij met een knipoog. Hij verslond het boek en verdiepte zich verder in deze man. Fromm werd zijn gateway drug naar de psychoanalyse. ‘Ook daarvoor was ik altijd al gefascineerd door wat er zich afspeelt achter de verhalen die we over onszelf vertellen, bijvoorbeeld in dromen en het onbewuste.’

Een DSM-diagnose kan iemand klem zetten in de manier waarop hij of zij over zichzelf denkt

Eaton ging filosofie studeren aan de Universiteit van Amsterdam en las boeken van Sigmund Freud (1856-1939) en de Franse psychoanalyticus Jacques Lacan (1901-1981). ‘Toen raakte ik écht verliefd op de theorieën van de psychoanalyse.’ Hij besloot een aantal psychologievakken te gaan volgen, maar kreeg al tijdens zijn eerste les te horen dat hij niet hoefde te verwachten dat het over Freud of Jung zou gaan. Daarop vertrok hij naar Londen om aan University College London psychologie te studeren: daar is binnen de opleiding wél aandacht voor psychoanalyse. Aan diezelfde universiteit promoveerde hij vervolgens op de toepassing van psychoanalyse in de geschiedschrijving.

Inmiddels woont hij weer in Amsterdam, waar hij zijn eigen praktijk heeft en psychoanalytische therapie geeft. In België volgt hij de opleiding tot psychoanalyticus. ‘Het is nog onduidelijk wanneer ik daar precies klaar mee ben.’ Daarnaast schrijft hij onder meer voor NRC Handelsblad en is hij columnist voor De Groene Amsterdammer. Onlangs verscheen zijn boek Waar ik ophoud.

Wellicht een overbodige vraag, maar: ben je zelf in analyse?

‘Zeker. Nu al acht jaar. Heel lang ben ik vier keer per week geweest, inmiddels ga ik twee keer. Toen ik ermee begon, had ik heel erg liefdesverdriet. Mijn analyse heeft daar zeker bij geholpen. Ik vond en vind het nog steeds mooi dat er iemand voor zo lange tijd met me mee loopt. Ik deel heel veel en word consequent uitgenodigd na te denken over de dingen die ik doe en waarom ik ze doe. Ik heb mezelf echt goed leren kennen. Ik was ook rustelozer voordat ik in analyse ging. Ik wist niet waar ik wilde zijn, worstelde met dat ik tussen twee culturen opgegroeid ben – mijn vader is Amerikaans. Door mijn analyse kan ik beter begrijpen waarom ik daarmee zat en dat beter hanteren. Daarnaast is de belangrijkste component van de opleiding tot analyticus zelf in analyse gaan, de leeranalyse.’

Wat ís psychoanalyse eigenlijk?

‘Wat psychoanalyse is, hangt af van aan wie je het vraagt. Volgens klassieke Freudianen is het een therapie die plaatsvindt op de divan, minimaal vier keer per week. Een Lacaniaan vindt ook dat de analyse op de divan plaatsvindt, maar minder frequent. Aanhangers van Jung gebruiken stoelen, meestal een of twee keer per week. In mijn behandelkamer staat een bank en ik laat mensen zelf kiezen of ze willen liggen of liever willen zitten. Ze komen één of twee keer per week. Sommigen zie ik al jaren, anderen stoppen sneller.

Ik versta onder psychoanalyse: het bieden van een ruimte waar mensen vrij mogen nadenken en spreken en waar er zonder oordeel naar hen geluisterd wordt. Verhalen die mensen over zichzelf vertellen, maar waar ze mogelijk in vastzitten, kun je op manieren die ze mogelijk niet altijd zelf overzien, zo toch herzien. Bij mij mogen mensen héél vrij spreken. Over dingen die ze misschien amper durven te denken. Het idee dat er innerlijke censuur plaatsvindt is cruciaal voor analyse en de grondregel is die innerlijke criticus te negeren. Dat leidt tot zelfinzicht en het beter kunnen omgaan met de tegenstellingen in jezelf en tussen jou en de wereld. Dat geeft een enorm gevoel van vrijheid, weet ik uit eigen ervaring.’

Wat voor tegenstellingen?

‘Dat kan van alles zijn. Een voorbeeld: ik merk dat veel mensen een verhaal over zichzelf vertellen waarin ze alleen maar positieve gevoelens tegenover hun partner mogen hebben. Dat wordt ons misschien aangereikt door de samenleving of door de cultuur waarin we leven. Maar eigenlijk hebben we vaak ook hele andere gevoelens naar de mensen die we lief hebben. Sommige analytici zeggen zelfs dat als je van iemand houdt, je diegene ook een beetje haat. Het idee dat je die negatieve gevoelens niet mag hebben, is heel beklemmend. Die gevoelens consequent onderdrukken zorgt er ook nog voor dat je je rottig voelt, maar niet goed weet waarom. Het kan verlichtend zijn stil te staan bij al die verschillende gevoelens over je partner. Misschien ben je soms boos, wil je dat je partner er niet meer is, wil je hem of haar verlaten. Die gevoelens betekenen niet per se dat het over is. Ze mogen er gewoon zijn, we kunnen ze allemaal ervaren. Het gaat erom dat je kunt hanteren dat je zowel dit soort negatieve gedachten hebt als veel van iemand houdt.’

Ontdek je dit soort tegengestelde gevoelens door vrij te associëren?

‘Vrije associatie gaat zoals de naam doet vermoeden alle kanten op. Maar het idee is inderdaad dat je door zo vrij mogelijk te spreken jezelf verrast. Misschien zegt iemand die in analyse is zelf plots iets waarvan diegene niet wist dat ‘ie dat dacht. Of de analyticus zegt: ‘Hé, volgens mij zeg je nu iets wat niet strookt met wat je net zei.’ Dit soort tegenstrijdigheden kun je ook ontdekken door dromen te bespreken. Die kunnen kanten van onszelf laten zien waarvan we niet wisten dat ze in ons zaten: gevoelens, ideeën, beelden. Dromen komen altijd vanuit onszelf en geven inzicht in onbewuste kanten van onszelf. Bij psychoanalyse gaat het er eigenlijk om dat je die kanten van jezelf een beetje meer bewust maakt. Gevoelens die je anders misschien wegmaakt mogen er dan zijn. De bandbreedte van wat je ervaart wordt zo groter. Ik ben er altijd van uitgegaan dat er verschillende kanten in onszelf zitten, maar dat we er maar één toelaten, een soort sociaal geaccepteerde versie van wie we zijn. Het is het waard alle versies te leren kennen en daar verdraagzaam tegenover te staan.’

Als iemand met bijvoorbeeld depressieve klachten bij jou aanklopt, ga je dan samen op zoek naar waar iemand onbewust over rouwt, de psychoanalytische verklaring voor depressies?

‘Ik werk meestal niet klachtgericht. Je hoeft ook niet per se klachten te hebben om in analyse te gaan, je moet geïnteresseerd zijn. Toch zie ik veel mensen die zijn vastgelopen. Als een patiënt mij dingen vertelt die aan een depressie doen denken, houd ik de psychoanalytische ideeën over onbewuste rouwprocessen in mijn achterhoofd. Het is een hulpstuk bij het begrijpen van wat er zich aandient tijdens gesprekken. En af en toe doe ik suggesties. “Zou het zo kunnen zijn dat…?” Dit soort theorieën beschouw ik nooit als definitief, altijd als handreiking, je moet altijd samen met de patiënt tot betekenis komen.’

Wat is het verschil tussen psychoanalyse en psychotherapie?

‘Dat hangt opnieuw af van aan wie je het vraagt. Psychoanalyse wordt tegenwoordig in ieder geval altijd buiten de ggz gegeven. Binnen de ggz worden er doorgaans duidelijke diagnoses gesteld en behandelplannen geschreven. Een analytische therapie of analyse is niet altijd zo begrensd. Ik hou ook niet zo van het stellen van diagnoses, maar ik ben ik het bezit van een dsm en tijdens gesprekken houd ik hem in mijn achterhoofd. Ik maak samen met de patiënt een behandelplan.

Een diagnose kan voor sommige mensen helpen en voelen als een soort geschenk: een beschrijving van hoe ze in elkaar zitten.  Aan de andere kant kan het iemand ook klem zetten in de manier waarop hij of zij over zichzelf denkt. Dat kan echte verandering mogelijk in de weg staan. Ik werk dus het liefst zo vrij  mogelijk.

Er zijn ook analytici die zeggen dat het doel van therapie genezing is en van analyse zelfinzicht. En dat het bijproduct van zelfinzicht genezing is. Zelf weet ik het niet zo goed.’

Je schrijft in je boek dat de psychoanalytische ruimte de enige echte ruimte is waar je vrijuit kunt spreken en echt alles kunt zeggen.

‘Nou, in ieder geval een van de weinige ruimtes waar je alles mag zeggen. En dat doen mensen ook.’

We hebben allemaal verschrikkelijke kanten

Meerdere analytici zeggen dit, hoe ben jij zelf tot dit inzicht gekomen?

‘Dat heeft met mijn eigen analyse te maken. Ik heb het echt als een bijzondere ruimte ervaren. In de aanwezigheid van een andere mens, being witnessed, mag je álles zeggen.’

Waarom kan zoiets niet bestaan tussen vrienden, partners of familieleden?

‘Ik denk dat het wel kan, maar het is anders. Wie in analyse gaat, betaalt ervoor, maakt de afspraak dat de analyticus niet oordeelt en goed luistert. De analyticus let op overdracht en tegenoverdracht (overdracht is de projectie van gevoelens uit een eerdere relatie van de patiënt op de therapeut en tegenoverdracht gaat over de projectie van gevoelens van de therapeut op de patiënt, red.). Daarnaast is het een ritueel dat vaak jarenlang meermaals per week uitgevoerd wordt. Volgens mij is dat toch anders dan in de kroeg een goed gesprek voeren met een vriend. Vaak krijg je dan bijvoorbeeld goedbedoelde oplossingen aangereikt. Misschien werkt dat, maar ik weet in ieder geval zeker dat er vrijheid ontstaat tijdens psychoanalyse.’

Je schrijft ook in je boek dat je vindt dat meer mensen in therapie zouden moeten gaan. Ter voorkoming van erger.

‘Ik zie de kracht van die ruimte en denk dat veel mensen er baat bij kunnen hebben. Ik denk ook dat mensen vaak bij de therapeut komen als het al te laat is, als ze al zijn vastgelopen. De psychoanalytische ruimte is ingericht op zelfonderzoek, je kunt er ook heen als je geïnteresseerd bent in hoe je in elkaar zit nog voordat je vastloopt door bijvoorbeeld een burn-out of liefdesverdriet. Dan heb je in ieder geval een plek waar je flink mag huilen, waar je wordt ondersteund en je weerbaarheid kunt vergroten.’

Wat vind je ervan dat het effect van de klassieke langdurige psychoanalyse onvoldoende wetenschappelijk aangetoond is?

‘Daar houd ik me eigenlijk niet zo mee bezig. Sommige analytici maken zich inderdaad hard voor de wetenschappelijke legitimering ervan, maar dat is niet mijn tak van sport, volgens mij een heel waardevol project, maar niet iets waarin ik per se geïnteresseerd ben. Voor mij is psychoanalyse meer een ambacht, een vorm van gesprekskunst met als doel zelfinzicht. Als het werkt voor iemand, dan werkt het voor iemand en zo niet, dan niet.’ 

Waarom houd je je er niet mee bezig?

‘Goede vraag. Ik weet het niet. Ik ben meer een vakman die graag die ruimte biedt. Ik vraag me ook af: wat doen we onbewust als we iets wetenschappelijk willen legitimeren? Zijn we dan op zoek naar een autoriteit buiten onszelf of buiten de praktijk, die kan legitimeren wat we doen? Ongetwijfeld zit er in mij ook een onbewuste beweging achter het feit dat ik niet zo geïnteresseerd ben in die wetenschappelijke legitimering.’

Psychoanalyse werkt dus alleen voor degenen die erin geïnteresseerd zijn, zeg je. Moeten mensen die snel hulp nodig hebben en niet open staan voor analyse dan op een andere manier geholpen worden?

‘Volgens mij is het belangrijk dat er binnen de ggz zowel hulpverleners zijn die mensen met acute problemen kunnen helpen als mensen die analytisch kunnen denken en werken. Ik sta helemaal niet negatief tegenover bijvoorbeeld cognitieve gedragstherapie, dat kan helpen, je voert alleen een heel ander soort gesprek. Ik vind het ook jammer dat de psychoanalyse uit de verzekeringen en reguliere ggz gedrukt is mettertijd en daardoor niet meer voor iedereen toegankelijk is.’

Psychoanalyse heeft dus geen zin als je er niet voor openstaat. Als dat wel het geval is, is het dan altijd goed om over alles te kunnen praten, ook over mogelijk hele duistere kanten van jezelf?

‘Het kan inderdaad overspoelend zijn bepaalde dingen over jezelf te leren kennen. Maar je doet het samen, je maakt het samen dragelijk. Dat houd ik ook in mijn achterhoofd, ik probeer mensen niet met hun neus op hele nare dingen te drukken. Mensen geven zelf het tempo aan. Maar uiteindelijk denk ik toch: the truth will set you free. Een waarachtige verhouding met jezelf aangaan is waardevol.’

Ook als blijkt dat je moordneigingen hebt bijvoorbeeld?

‘Volgens Freud hebben we allemaal onderdrukte moordneigingen. Ook ik denk dat in ons allemaal die verschrikkelijke kanten zitten. En je daartoe kunnen verhouden is een flinke onderneming, maar als dat lukt ben je wel een stuk weerbaarder.’

Als je met patiënten geregeld over mogelijke moordneigingen of bijvoorbeeld verkrachtingsfantasieën spreekt, hoe weet je dan wanneer ze een gevaar vormen voor hun omgeving en je dus moet ingrijpen?

‘Als ik me zorgen maak over iemands veiligheid of die van zijn of haar omgeving, dan bespreek ik dat altijd met mijn supervisoren. Net als alle andere psychologen houd ik me aan mijn zwijgplicht, en ik vind ik het heel belangrijk dat de analytische ruimte een vrije ruimte blijft.’

Kijk je van tevoren of iemand klaar is om zo geconfronteerd te worden met zijn of haar binnenwereld?

‘Ik leg altijd uit wat we gaan doen en we hoeven het niet te hebben over dingen waar ze het niet over willen hebben. Wat de cliënt vertelt is altijd leidend. Ik vertrouw erop dat mensen zelf aanvoelen wanneer iets te veel is. Of dat als iets te veel blijkt, we er samen uitkomen. De innerlijke criticus is er natuurlijk altijd, zelfs als we vrijuit spreken, maar dan minder. Mensen mogen álles zeggen, maar het moet niet.’

Het oedipuscomplex helpt begrijpen dat driehoeksrelaties ingewikkeld kunnen zijn en heftige emoties kunnen oproepen

Hoe kijk jij als jonge analyticus in wording aan tegen de ideeën van Freud? Bijvoorbeeld het oedipuscomplex?

‘Het zijn hulpstukken om te begrijpen wat je tegenkomt in de spreekkamer. Volgens mij gaat het oedipuscomplex onder meer over relaties die zich afspelen in een driehoek. Hoe verhoud je je daartoe? Ben je geneigd in een van de twee op te gaan? Hoe deal je dan met de dreiging van de derde persoon? Kun je dat verdragen? Dit verhaal helpt te begrijpen dat driehoeksrelaties ingewikkeld kunnen zijn en heftige emoties kunnen oproepen. De psychoanalyticus Lacan zou zeggen dat het nog verder gaat dan dat: die derde persoon kan ook gaan over de wet bijvoorbeeld. Eigenlijk over alle structuren die van buitenaf op worden gelegd en hoe je daarmee omgaat.’

Hoe kijk je aan tegen Freudiaanse versprekingen?

‘Volgens mij is het interessant als we onszelf overvallen. Een verspreking kan een moment zijn waarop we plots iets zeggen wat mogelijk iets anders betekent dan wat we wilden zeggen. Als analyticus spits ik dan wel mijn oren. Het kan een moment zijn dat het onbewuste zich manifesteert. Het hoeft niets te betekenen, maar het is de moeite het te onderzoeken.’

En droomduiding?

‘De hedendaagse droomduiding besteedt meer aandacht aan de droom zoals die herinnerd wordt, de manifeste droom dus, minder aan de zogenoemde latente droom. Volgens Freud was de latente droom de daadwerkelijk onderliggende droom maar vond er een soort transformatie plaats richting je herinnering. De hedendaagse duiding gaat meer over bijvoorbeeld thema’s waar iemand over droomt, of juist hele nieuwe dingen. Het gaat ook niet altijd over symboliek, we weten inmiddels dat een object bijvoorbeeld niet per se betekenisvol is, maar dat wij ergens een bepaalde betekenis aan verlenen. Dromen laten ons zien waar we op dat moment mee bezig zijn en zijn een mooi aanknopingspunt om een sessie te starten.’

Nog eentje dan, hoe kijk je aan tegen Freuds theorie over penisnijd?

‘Dat kan gaan over ergens naar verlangen wat je nooit kunt krijgen. Over de jaloezie, pijn, frustratie en angsten die daarbij kunnen komen kijken. En over hoe je daarmee omgaat. Freud was een kind van zijn tijd, van het patriarchaat. De psychoanalyse beweegt met zijn tijd mee en probeert te behouden wat het behouden waard is en ouderwetse dingen los te laten.’

Wat wil je bereiken met Waar ik ophoud?

‘Ik wil laten zien dat de psychoanalyse zich ontwikkeld heeft, en dat de stereotiepe ideeën die er over psychoanalyse zijn niet altijd meer kloppen. En ik wil bepleiten dat de psychoanalytische ruimte, die vrije ruimte, belangrijk is. Dat de samenleving er baat bij heeft: plekken waar je kunt experimenteren en nadenken over wie je wilt zijn en wie je bent.’

Beeld: Peter Valckx

Bron: Waar ik ophoud, Psychoanalytische essays. Arthur Eaton, (2023). Uitgever: Athenaeum, 208 p.