Log in
In het voorjaar van 2019 introduceerde de Nederlandse Zorgautoriteit het zorgprestatiemodel in de ggz. Jeffrey Roelofs en Noud Engelen staan stil bij de totstandkoming ervan en wijzen op een aantal tekortkomingen. ‘Naar onze overtuiging vormt de kern van het probleem een diepgeworteld onderling wantrouwen van talloze betrokken partijen in de gezondheidszorg.’
Jeffrey Roelofs, Noud Engelen

Inleiding

In het voorjaar van 2019 kwam de Nederlandse Zorgautoriteit (NZA) met een nieuw voorstel voor de bekostiging van de ggz: het zorgprestatiemodel. De bekostiging van de zorg binnen de generalistische basis-ggz (GBGGZ), specialistische ggz (SGGZ) en Forensische Zorg (FZ) zal vanuit dit model gaan plaatsvinden op basis van consulten, verblijfsprestaties, overige prestaties en een aantal toeslagen. Het moet een model worden dat eenvoudig te gebruiken is in de praktijk.

Dat de NZA in mei 2019 een alternatief bekostigingsmodel voorstelt, komt niet helemaal uit de lucht vallen. De huidige bekostiging in de geestelijke en forensische gezondheidszorg is, voor wat betreft het curatieve deel, inhoudelijk bepaald en gaat ten principale uit van een combinatie van de problematiek van de patiënt en het aanbod van de behandelaar. De problematiek van de patiënt wordt in kaart gebracht en bepaald door de DSM-classificatie van de stoornis (‘diagnose’) en het aanbod van de behandelaar door onder meer een classificatie van de tijdsinvestering voor

Figuur 1 is met toestemming van de NZA overgenomen.