Lees verder
Manon van Scheppingen is universitair docent aan  Tilburg University. Ze wil begrijpen hoe de persoonlijkheid zich gedurende de volwassenheid ontwikkelt, en hoe belangrijke levensgebeurtenissen die beïnvloeden.
Geertje Kindermans
Foto: Geertje Kindermans

Manon van Scheppingen is een onderzoeker en kijkt vooral naar persoonlijkheidsverandering in de volwassenheid, een onderwerp dat haar altijd al heeft gefascineerd. ‘Vroeger dachten we in de wetenschap dat je persoonlijkheid na je dertigste wel is uitontwikkeld, inmiddels weten we dat de persoonlijkheid gedurende het hele leven kan veranderen. Wel vindt de ontwikkeling vooral plaats in de jongvolwassenheid.’

De meeste gebeurtenissen staan niet op zichzelf

Stabieler en zorgvuldiger

Uit een groot aantal onderzoeken blijkt dat jongvolwassenen op het gebied van hun persoonlijkheid een positieve ontwikkeling laten zien. Dat wil zeggen: ze worden emotioneel stabieler, ze worden minder neurotisch. Hun consciëntieusheid neemt toe. En tot slot nemen vriendelijkheid en meegaandheid ook toe.

Een veel gestelde vraag in de wetenschap is waarom mensen zoveel veranderen. Hoe ontstaan ze of hoe worden ze aangejaagd? Doorgaans wijst men dan naar belangrijke levensgebeurtenissen. Zo keek Van Scheppingen in haar promotieonderzoek naar mensen die hun eerste kindje kregen. ‘We gingen ervan uit dat mensen juist door zo’n belangrijke gebeurtenis erg in hun persoonlijkheid veranderen. Maar in mijn onderzoek kon ik daar geen bevestiging voor vinden. Soms bleek deze gebeurtenis juist negatieve veranderingen te veroorzaken en ervaren jonge ouders in het eerste levensjaar minder zelfcontrole.’

Andere onderzoekers hebben andere belangrijke levensgebeurtenissen onderzocht, zoals beginnen aan de eerste baan of voor het eerst samenwonen. De onderzoeken leverden vergelijkbare resultaten op. En dat is vreemd, want je zou denken dat zulke gebeurtenissen van invloed op de persoonlijkheid zijn. Mensen zeggen ook vaak over zulke gebeurtenissen dat deze hen hebben veranderd en gevormd. Waarom is dat wetenschappelijk dan niet aan te tonen?

Het verband tussen de veranderingen en de levensgebeurtenissen kon Van Scheppingen niet aantonen, maar ze vond wel andere resultaten in haar promotieonderzoek. Zo voorspelt iemands persoonlijkheid of hij of zij kinderen wil en wanneer. Van Scheppingen: ‘Openheid voor nieuwe ervaringen is op dit vlak van belang. Mensen die van afwisseling houden, zijn wat minder traditioneel. Deze groep stelt het krijgen van kinderen vaker uit of ze hebben geen kinderwens. Degenen die laag scoorden op openheid kregen vaker een kindje. Zo zie je dat de persoonlijkheid niet alleen kan veranderen na een gebeurtenis, ze kan ook een voorspeller zijn voor wie wat zal meemaken. En misschien ook voor hoe mensen met de veranderingen omgaan. Zo hebben mensen die hoog scoren op neuroticisme, meer moeite met grote veranderingen.’

Verschillen tussen mensen

Toen Van Scheppingen met haar Veni begon, wilde ze nog steeds antwoord op haar eerdere vraag: wat veroorzaakt de grote veranderingen in de persoonlijkheid van mensen aan het begin van hun volwassen leven? In haar Veni-project gaat ze de verschillen tussen mensen onderzoeken, want niet iedereen verandert op dezelfde manier en dezelfde kant op.

Voor haar onderzoek maakt ze gebruik van een langlopende studie in Nederland, het liss Panel (Langlopende Internet Studies voor de Sociale wetenschappen; zie ook https://www.website.lisspanel.nl/, red.). Dit is een representatieve studie onder de Nederlandse bevolking die in 2008 is gestart. Mensen worden jaarlijks bevraagd over hun persoonlijkheid en over levensgebeurtenissen die ze meemaken. Van Scheppingen kan uit de onderzochte groep de jongvolwassenen selecteren die een van de belangrijke levensgebeurtenissen meemaken waarin ze geïnteresseerd is.

Het is daarnaast mogelijk vragenlijsten in dit panelonderzoek toe te voegen. Van Scheppingen: ‘Ik selecteer mensen die zijn gaan samenwonen, die hun eerste kindje hebben gekregen of die aan hun eerste baan zijn begonnen. Ik stel hun extra vragen, bijvoorbeeld hoe positief of negatief ze de betreffende gebeurtenis hebben ervaren. In hoeverre wordt hun wereldbeeld daardoor veranderd? Hoeveel stress heeft het veroorzaakt? Ik hoop dat ik zo kan verklaren waarom sommige mensen meer veranderen dan anderen en of die verandering positief of negatief is. Iemand met een huilbaby ervaart veel stress en zal daarom waarschijnlijk niet evenwichtiger worden na het krijgen van een kind. Voor anderen zal deze gebeurtenis wel degelijk voor een positieve verandering in hun persoonlijkheid zorgen. Dat zou verklaren waarom uit onderzoek blijkt dat er gemiddeld niet zo veel lijkt te veranderen.’

Internationaal

In het tweede deel van haar Veni gaat ze nog breder kijken. Van Scheppingen: ‘Ik wil vergelijkbare studies in andere landen erbij betrekken. Er worden in veel landen vergelijkbare studies gedaan (de zogenoemde weird-landen: Western Educated, Industrialised, Rich Democracies). In Duitsland bijvoorbeeld worden mensen al sinds 1984 gevolgd.’

Verder gaat ze niet naar één gebeurtenis kijken, maar wil ze weten of een reeks van gebeurtenissen voor meer verandering zorgt en op welke manier. ‘De meeste gebeurtenissen staan namelijk niet op zichzelf. Zo gaan mensen vaak eerst samenwonen, en daarna krijgen ze kinderen. Ik wil mensen die traditioneel zijn ingesteld vergelijken met mensen die meer van dat pad afwijken, mensen die bijvoorbeeld veel verschillende relaties hebben, of die vaak van baan wisselen of die eerst een kind krijgen en pas later eventueel gaan samenwonen. Ik wil weten of de traditionele groep een gemiddelde persoonlijkheidsverandering laat zien, en of de minder traditionelen daarvan afwijken. Misschien ontwikkelen die zich wel minder consciëntieus. Ik vind het alleen al interessant om te zien hoeveel mensen een traditioneel pad volgen en hoeveel mensen ervan afwijken. En wat traditioneel is, verschilt per land.’

Het is een behoorlijk brede studie, maar behalve de vele vragen die ze onderweg tegenkomt, hoopt Van Scheppingen uiteindelijk het gevoel van mensen dat ze gevormd worden door wat ze meemaken, wetenschappelijk te kunnen onderbouwen.