Lees verder
Sociale afkomst en erfelijke aanleg zorgen voor intelligentieverschillen tussen leerlingen. Worden deze verschillen op school groter of kleiner?
Annemarie Huiberts

Erfelijke factoren verklaren ongeveer 60% van de verschillen in intelligentie, maar over hun wisselwerking met omgevingsfactoren is nog niet veel bekend. De rich-gets-richer-hypothese stelt dat erfelijke factoren en omgevingsinvloeden, zoals school en sociale afkomst, elkaar versterken. Kinderen met veel aanleg zullen bovengemiddeld profiteren van een gunstige omgeving, en daarom zal onderwijs bestaande intelligentieverschillen tussen kinderen verder vergroten. De catch up-hypothese voorspelt het omgekeerde: school zal bestaande verschillen tussen kinderen juist verkleinen omdat kinderen met weinig aanleg hun achterstand inlopen. Onderzoekers besloten een groep van ruim 6000 leerlingen uit groep 6 twee jaar te volgen. Als maat voor genetische aanleg namen ze een polygenetische score voor cognitie, die informatie van miljoenen stukjes DNA integreert. De onderzoekers keken zowel naar uitgekristalliseerde intelligentie (kennis) als naar vloeiende intelligentie (probleemoplossend vermogen).School, sociale afkomst en erfelijke aanleg bleken alle drie invloed te hebben op beide vormen van intelligentie. De invloed van twee jaar onderwijs was groter dan de levenslange invloed van aanleg en afkomst. Beide hypotheses werden verworpen: de intelligentiescores van alle kinderen stegen evenveel, ongeacht aanleg of afkomst. School heeft dus geen effect op de bestaande rangorde, maar zorgt wel voor een forse stijging van gemiddelde intelligentie.

Bron: Judd, N. et al. (2022). Schooling substantially improves intelligence, but neither lessens nor wi-dens the impacts of socioeconomics and genetics. Science of Learning, doi 10.1038/s41539-022-00148-5

Beeld: Stockfour / Shutterstock