De meeste lezers van De Psycholoog fungeerden, net als ik, in hun eerste studiejaar als proefpersoon bij wetenschappelijk onderzoek. We zijn terug te vinden in talrijke gemiddelden en standaardafwijkingen, maar niemand zal ons daar meer herkennen. Dat is de tragiek van normaal wetenschappelijk onderzoek in de psychologie. Misschien figureert een enkeling ook nog als casus in een klinisch verslag, maar meer dan een paar alinea’s zal dit niet hebben opgeleverd.
Van romantische wetenschap is sprake als een onderzoeker uw levensverhaal uitrekt tot tientallen of desnoods honderden pagina’s tekst. Een befaamd beoefenaar hiervan was de Britse neuroloog Oliver Sacks (1933-2015), die een groot deel van zijn leven in de Verenigde Staten patiënten met zeer uitzonderlijke aandoeningen beschreef. Basisidee: diepgaande studie van extremen laat pas echt goed zien wat heel normale menselijke eigenschappen zijn. In statistische termen: ‘uitbijters’ vertellen ons veel meer dan gemiddelden.
De Amerikaanse journalist Lawrence Weschler kreeg in 1981 contact met Sacks. In de periode 1981-1985 verzamelde