Lees verder
Past Reality Integration (PRI) tracht mensen bewust te maken van pijn uit hun vroegste jeugd en daaruit voortgekomen overlevingsstrategieën. De therapievorm is geen bewezen effectieve methode. Het verdienmodel van PRI met dure opleidingen en het betalen van licentiegeld om de methode te mogen gebruiken, wordt betwist. Ook inhoudelijk is er stevige kritiek op de methode. ‘De niet-academische PRI-beweging zegt elementen uit de cognitieve gedragstherapie, schematherapie en traumabehandeling te gebruiken, zonder duidelijk te maken hoe.’
Vittorio Busato

‘Je slaat de spijker op z’n kop. Er was inderdaad sprake van orkestratie bij het nomineren van Ingeborg Bosch voor die Nobelprijs. We werden als therapeuten opgeroepen zoveel mogelijk stemmen uit te brengen en ook om die verkiezing onder de aandacht van cliënten te brengen. Als marketinginstrument voor PRI en naar mijn idee vooral ook als bewieroking van Bosch zelf.’

Kort na publicatie in de zomer van 2020 van mijn update over psycholoog Ingeborg Bosch en de door haar ontwikkelde therapie Past Reality Integration in het blad Skepter, neemt Carry van Gils contact op. Een jaar eerder was er reeds een ontluisterend verhaal over Bosch en haar methode in de Volkskrant verschenen, waarin acht anonieme ex-PRI-therapeuten de noodklok hadden geluid.

Van Gils, die in de loop van 2018 stopte als PRI-therapeut, zoekt bewust de publiciteit. ‘Mensen in opleiding zonder therapeutische vaardigheden denken dat ze door het toepassen van PRI-instrumenten al therapeut zijn.’ Gevaarlijk en potentieel schadelijk voor cliënten, meent Van Gils. ‘Dit blijft tot nu toe veelal onder de radar omdat de PRI-beweging een zeer besloten groep is. Bosch weet pri als een mooi verhaal te verkopen, maar de methode is nergens op effectiviteit onderzocht. Ze is in de afgelopen twintig jaar ook geen enkele samenwerking aangegaan. Niemand mag bij haar in de keuken kijken.’


Helga Bosman, getrouwd met Van Gils, wil eveneens een boekje open doen. Tot begin 2020 gold ze als een van de loyaalste mede­werksters van Bosch. ‘Ik heb lang geworsteld om met PRI te breken. Dat lukte pas toen ik voor mezelf durfde te erkennen dat Bosch vooral bezig is met geld verdienen over de rug van kwetsbare mensen.’

‘Bosch weet PRI als een mooi verhaal te verkopen, maar de methode is nergens op effectiviteit onderzocht’

Uitbijter

Gezien de vele, zonder uitzondering lovende nominaties voor Bosch rees al snel het vermoeden van orkestratie. Haar kandidatuur werd daarom in een voetnoot betwist: ‘Bij het voordragen van kandidaten in deze categorie viel in het bijzonder de zeer frequente nominatie van Ingeborg Bosch op, met uitgebreide epistels waarom zij, als grondlegger van de Past Reality Integration, de Nobelprijs voor de Psychologie zou moeten krijgen. Daar deze verkiezing louter als gedachtenexperiment was bedoeld en niet als marketinginstrument, besloten we de kandidatuur van Bosch als ‘uitbijter’ te beschouwen en haar niet te nomineren.’

Niet dat dit onderzoek enige wetenschappelijke pretenties had, maar het transparant verwijderen van sterk afwijkende data – ‘uit­bijters’ in statistisch jargon – is volstrekt verdedigbaar. Bosch voelde zich gepasseerd, tekende journalist Ianthe Sahadat op in de Volkskrant.

De naar eigen zeggen onwetende Bosch zou door een collega zijn geattendeerd op het artikel over de fictieve Nobelverkiezing en de voetnoot over haar diskwalificatie. Zelf was ze vooral verrast, vertelde ze Sahadat, dat er blijkbaar zoveel mensen geholpen zijn met haar therapie.

Wat is PRI?
Deze therapie of ‘levenskunst’ streeft ernaar om, zoals de site www.prionline.nl vermeldt, ‘ten volle in het nu te leven’. PRI, eind jaren negentig van de vorige eeuw ‘uitgevonden’ door Ingeborg Bosch na een burn-out zoals ze in een TED-talk* in 2018 toelicht, zou zijn gebaseerd op een helder model hoe jouw verleden je huidige leven ongewenst beïnvloedt en voor emotionele blokkades zorgt – ‘afweren’ in PRI-jargon. Het belangrijkste verschil met de in het alledaagse taalgebruik ingeburgerde Freudiaanse afweermechanismen zoals verdringing en ontkenning is ‘dat er niet van te voren wordt uitgegaan van een spanning tussen Id en Superego, maar van afweer met betrekking tot traumatische gebeurtenissen’, legt Bosch desgevraagd per e-mail uit.

Haar grootste ontdekking is dat zelfs wat een ‘normale jeugd’ heet trauma’s bevat voor een kind. In onze vroegste kindertijd (waaraan we dus geen bewuste herinneringen hebben) ligt de oorsprong van onze trauma’s en bijbehorend psychisch en soms ook fysiek leed, veronderstelt Bosch – die enkele goed verkopende zelfhulpboeken schreef zoals De Herontdekking van het Ware Zelf, Illusies en De Onschuldige Gevangene (alle verschenen bij Atlas Contact).

‘Minutieuze zelfobservatie’ zou ons leren het ‘volwassen bewustzijn’ van het ‘kind-bewustzijn’ te onderscheiden. Dankzij exposure en regressie zouden we daartoe alsnog toegang kunnen krijgen om zo afweren te ontmantelen. Zonder enige evidentie aan te dragen pretendeert Bosch effectieve technieken en praktische tools te hebben ontwikkeld om die emotionele blokkades te overwinnen. En of je nu last hebt van angst, boosheid, burn-out, depressies, eetstoornissen, seks- en relatieproblemen, stress of verslaving, PRI lijkt overal een elixer voor.**

Met haar benadering zou Bosch sterk leunen op het gedachtegoed van de van origine Poolse psychoanalytica Alice Miller (1923-2010), schrijfster van onder meer Drama van het begaafde kind, en op dat van de Amerikaanse psycho­therapeute Jean Jenson, auteur van Reclaiming your life (1996) waarin ze een regressietherapie beschrijft voor de behandeling van de gevolgen van kindermisbruik. Opmerkelijk genoeg distantieerde diezelfde Miller zich op 18 april 2007 op haar website nadrukkelijk van de ideeën van Bosch: ‘In my opinion the philosophy of Ingeborg Bosch is not at all based on my writing. If she believes that it is, she is wrong, and she shows that she doesn’t seem to understand my position at all.’

* Wat op de PRI-site níet wordt vermeld, is dat TED deze spreekbeurt als ‘niet in overeenstemming met hun richtlijnen’ beoordeelde: https://www.youtube.com/watch?v=Y889huptqLI
** Pri wordt niet vergoed; sommige zorgverzekeraars vergoeden pri uit een aanvullend pakket.

Nobelprijs

Eerst zes jaar terug. Het is 2015. Als knipoog naar de wél bestaande Nobelprijs voor Economie organiseert De Psycholoog ter gelegenheid van de vijftigste jaargang een ­verkiezing voor de ‘Nobelprijs voor de Psychologie’. In vier categorieën kunnen kandidaten worden genomineerd: ‘internationaal, postuum’, ‘internationaal, actueel’, ‘nationaal, postuum’ en ‘nationaal, actueel’. Aan de echte Nobelprijzen gaan weliswaar geen verkiezingen vooraf, evenmin worden Nobelprijzen postuum uitgereikt – het gaat om het idee. De resultaten worden dat jubileumjaar gepubliceerd in het oktobernummer, de traditionele maand van de bekendmaking van de Nobelprijzen.

In de categorie ‘nationaal, actueel’ wint de Maastrichtse rechtspsycholoog Harald Merckelbach. Maar hij was niet de meest voorgedragen psycholoog. Dat was Ingeborg Bosch, grondlegster van Past Reality Integration, een alternatieve therapievorm gericht op verdrongen en ontkende gevoelens uit de vroege kindertijd.

Universiteit Maastricht

Dat ze als uitbijter werd gekwalificeerd, achtte ze vooral illustratief voor de houding van de reguliere psychologie tegenover alternatieve therapievormen. ‘PRI is een jonge therapievorm, maar als lijdende mensen er baat bij hebben, waarom zou je je er dan niet eens in verdiepen, in plaats van het meteen als onwetenschappelijk af te schrijven,’ aldus Bosch in de Volkskrant. ‘Bovendien loopt er momenteel een eerste lange termijnstudie. In samenwerking met de Universiteit Maastricht.’

Die studie is nog altijd niet gepubliceerd. Evenmin was te achterhalen met wie van de Maastrichtse Alma Mater Bosch dan zou samenwerken of hebben samengewerkt, bevestigt desgevraagd dr. Dennis Hernaus, universitair docent bij de afdeling Psychiatrie en Neuropsychologie van Universiteit Maastricht, die daartoe destijds namens de redactieraad van De Psycholoog navraag naar deed.

Zijn collega Sandra Mulkens, klinisch psycholoog en bijzonder hoogleraar Voedings- en Eetstoornissen in Maastricht en tevens voorzitter van de Nederlandse Academie voor Eetstoornissen (NAE), had die claim van Bosch eveneens onderzocht. ‘Dat was nadat mijn collega Anita Jansen, hoogleraar Experimentele Klinische Psychologie, vragen had gekregen of zij soms diegene was die met Bosch samenwerkte. Er bleek alleen bij Huisartsgeneeskunde iemand te zijn die “op persoonlijke titel” en in haar vrije tijd “onderzoek deed” naar PRI. Bosch bracht de naam van de Universiteit Maastricht dus oneigenlijk in verband met PRI.’

Ontmaskering

Menen dat je zonder een wetenschappelijke publicatie op je naam in aanmerking moet kunnen komen voor een Nobelprijs, al is het een fictieve, is best opmerkelijk. Uit een e-mail van 6 juni 2015 (in bezit van de redactie) blijkt bovendien dat Bosch naar alle waarschijnlijkheid zal hebben geweten dat PRI-therapeuten zijn aangemoedigd haar te nomineren. In die mail staat expliciet de oproep dat te doen voor zondag 7 juni 2015: ‘Nomineer zelf en verspreid het in je omgeving.’

Vier jaar later publiceerden de genoemde Sahadat en haar collega Anneke Stoffelen in het Volkskrant Magazine een portret van de ‘uitvindster’ van PRI. Bosch, zelf geregistreerd gz-psycholoog, biedt door de Stichting Keurmerk Beroepsscholingen (SKB) gecertificeerde opleidingen aan tot pri-therapeut die – op papier – vier jaar duren. Een achtergrond in de geestelijke gezondheidszorg is niet verplicht; belangrijkste toelatingscriteria zijn dat je open staat voor het PRI-gedachtegoed, minimaal hbo-denkniveau hebt en bereid bent voor die opleiding drie keer per jaar naar de residentie van Bosch in het Zuid-Franse Drôme te trekken. Kosten in totaal zo’n 6100 euro per jaar – exclusief reis- en verblijfkosten.

Van de omstreeks 150 cursisten heeft in de loop der jaren vooralsnog een fractie die certificering behaald, schrijven Stoffelen en Sahadat. Acht anonieme, gestopte cursisten die zich tot hen wendden, hadden ervaren dat die opleiding nooit klaar is. Eén therapeut schatte dat ze jaarlijks 14.000 euro kwijt is geweest aan PRI. Een andere therapeut durfde uit schaamte nauwelijks te zeggen wat een decennium PRI haar heeft gekost, maar ze ‘had er ook een huis voor kunnen kopen’. Weer een ander erkende in het Volkskrant Magazine dat ze aanvankelijk enorm begeesterd was door de methode én Bosch zelf, maar concludeerde te zijn gehersenspoeld. En weer anderen vertelden hoe tijdens opleidingsweken cursisten ten overstaan van de groep werden afgebrand en hoe van hen werd verwacht Bosch en haar methode naar buiten toe zoveel mogelijk te bewieroken en promoten.

Uitverkoren

Bosman was op een scholingsdag met PRI-collega’s, toen Bosch inbelde nadat ze was geïnterviewd voor het Volkskrant-artikel. ‘Ze stond op de speaker en we konden allemaal horen hoe compleet overvallen ze leek door de kritische insteek van het artikel en dat haar integriteit zo in twijfel werd getrokken.’ Toch doet Bosch uiteindelijk niets met de kritiek, aldus Bosman: ‘Vooral de uit de school geklapte therapeuten waren de slechteriken die ook onze eigen PRI-praktijken in gevaar brachten.’

De anoniem geleverde kritiek over de kosten onderschrijft Bosman inmiddels volledig. ‘Ook ik had zo ongeveer een huis kunnen kopen voor wat ik over de jaren heen aan opleidingsgeld heb betaald. Maar als je vragen stelde over geld was je aan het zeuren, dat zei Bosch ook en groupe. Zij was zelf toch ook zo hard aan het werk, gaf alles! We mochten blij zijn dat we uitverkoren waren om aan zoiets belangrijks als PRI bij te dragen.’

‘De opleiding tot PRI-basistherapeut is na vier jaar afgerond,’ reageert Bosch nadat haar dit artikel is voorgelegd. ‘Uiteraard is er blijvende bij- en nascholing en supervisie zoals in onze beroepsgroep gebruikelijk en zijn er toetsingscriteria. Overigens is het aantal opleidelingen niet afgenomen door het Volkskrant-artikel, het jaar na het artikel was de groep groter dan de opleidingsjaren ervoor.’

‘Ook ik had een huis kunnen kopen voor wat ik aan opleidingsgeld heb betaald’


Volgens HR-manager Henny Veenenkamp namens het bestuur van PRI Nederland waren er 9 deelnemers in het studiejaar 2018/2019 begonnen aan de PRI-opleiding en 14 deelnemers in het studiejaar 2019/2020. Bosch noch Veenenkamp wilden documenten overleggen waarin de concrete aantallen cursisten over de jaren zijn in te zien.

SKB certificeert de PRI-opleiding nu ongeveer zes jaar. ‘Klachten over de duur en de kosten zijn ons bekend,’ reageert SKB-voorzitter Hans van der Esch desgevraagd. ‘Over vertrouwelijke zaken van klanten treed ik niet in details. Wel kan ik zeggen dat de hercertificering van de PRI-opleiding, nu zo’n anderhalf jaar geleden, langer heeft geduurd dan normaal. Dat heeft uiteindelijk tot structurele veranderingen in het opleidingsconcept geleid, alsmede tot een verantwoorde hercertificering.’

Licentiegeld

Niet alleen de opleiding was duur, vult Van Gils aan. ‘Voor elke cliënt betaalde je een licentie-fee. Al vroeg in je PRI-opleiding wordt van je verwacht dat je cliënten behandelt. Je krijgt het advies minimaal 100 euro per uur te vragen. Daarvan droeg ik aanvankelijk een tientje ex btw per sessie per cliënt af aan Bosch.’

Die tientjes zijn per juli 2017 vervangen door een vast licentie-bedrag, vervolgt Van Gils. ‘Als basistherapeut maakte ik net als mijn vrouw per jaar zo’n 3500 euro aan licentiegeld over naar Ingeborg Bosch PRI BV.’
Van Gils rekende ooit uit dat ze eerst drie maanden met cliënten moest werken om Bosch te kunnen afbetalen, daarna begon ze pas zelf geld te verdienen. ‘Toen begon voor mij het kwartje wel te vallen. PRI bestaat nu zo’n 20 jaar. Circa 180 mensen zijn bij mijn weten over die jaren heen de opleiding gestart. Bosch moet tonnen aan fee, licentie- en opleidingsgeld hebben binnengehaald.’

‘We zijn nooit met 180 actieve therapeuten geweest,’ reageert Bosch na lezing van het artikel. ‘Dit zijn er de laatste jaren rond de 60-70, inclusief degenen dus die nog in de opleiding zijn.’
‘Natuurlijk heeft de groep nooit uit zoveel mensen tegelijk bestaan,’ aldus Van Gils. ‘Er zijn immers steeds mensen weggegaan, tijdens de opleiding of erna.’

‘Verwerpelijk’

Volgens de PRI-website zijn er thans 68 praktijklocaties met 42 PRI-therapeuten met de status ‘gecertificeerd’ (9), ‘basis’ (14) dan wel ‘in opleiding’(19) – statussen door Bosch zelf bedacht. Bosch heeft PRI van een ®-merkteken voorzien. Behandelaars die haar methode gebruiken, betalen licentiegeld.

Dat is onzin, stelden Ronald van den Berg en Broer Scholtens eerder op de site van de Vereniging tegen de Kwakzalverij: ‘Het deponeren van een behandelwijze als handelsmerk, zoals Bosch doet, is verwerpelijk. Behandelwijzen zijn geen farmaceutische producten of protheses. Als je meent een goede behandelwijze te hebben gevonden, dan is het een goede gewoonte om die breed te publiceren en gratis te delen met collega’s.’
Bosch mailt desgevraagd dat het in psychotherapie en binnen interventies wel degelijk usance is licenties en licentie-fees te rekenen. ‘Niet per sessie maar om PRI te kunnen geven, erkend door PRI. Die worden gebruikt om scholing en intervisie te organiseren. Het gaat overigens om bescheiden bedragen, die niet te vergelijken zijn met wat bijvoorbeeld voor Multi Systeem Therapie (MST) wordt gevraagd.’

Dat is dubieus, vindt Kees Jan van der Boom, voorzitter van de Bestuurscommissie Ethische Zaken (BEZ) van het Nederlands Instituut van Psychologen (NIP) de stellingname van Bosch. ‘Het is ongebruikelijk in psychotherapieland om methodes als merk te registreren, licentiegelden te rekenen en voorbehouden handelingen te claimen. MST is wellicht de enige uitzondering. Uit de website maak ik op dat dit een Amerikaans product is.’

Toch is vanuit de beroepscode niet direct bezwaar te maken tegen de praktijken van Bosch, vervolgt Van der Boom. ‘Het zou dan eventueel gaan om het oneigenlijk bevorderen van persoonlijke belangen (Artikel 48). Maar vanuit breder ethisch perspectief is het zeker bedenkelijk. Het lijkt mij niet in de geest van de wetenschap zelf een methode te bedenken, die niet of nauwelijks empirisch te toetsen en vervolgens als een merk te beschermen en “volgelingen” in een keurslijf te houden. Dit is allemaal niet in lijn met de vrije uitwisseling van ideeën. En daarmee is het vertrouwen in de psychologie en de psychologiebeoefening (Artikel 18) in het geding.’

De Nederlandse Vereniging voor Gezondheidspsychologie en haar specialismen (NVGzP) bevestigt via beleidsmedewerker Joost Kamoschinski dat betalen van licentiegeld voor het gebruik van een methodiek weinig voorkomt. ‘De NVGzP is hier ook geen voorstander van. Alle professionals zouden principieel gebruik moeten kunnen maken van in het veld geaccordeerde en toepasbare methodieken. Bij methodieken die geld vragen, is het de vraag of deze door het veld worden omarmd, dan wel enige wetenschappelijke basis hebben. Bij PRI twijfelt de NVGzP aan de wetenschappelijk onderbouwing.’

Commerciële winstmodellen zijn onwenselijk, vervolgt Kamoschinski, maar zijn niet nieuw in de ggz en lastig tegen te gaan. ‘Voor professionals is de scheidslijn tussen curatieve ggz en psychische ondersteuning vaak wel te maken. Voor patiënten is dit een woud aan personen met goede bedoelingen, therapeuten met beperkte inhoudelijke bagage of zorgcowboys, die met zelf bedachte, niet wetenschappelijk onderbouwde behandelingen en bijbehorende argumentatie geld verdienen.’

Bovag

‘Het gaat niet om “betalen voor een methode”,’ reageert Bosch na lezing van dit artikel. ‘Het gebruik van het gedachtegoed staat eenieder vrij en men kan dit bijvoorbeeld toepassen aan de hand van de boeken. Deze aanname van het NIP en de NVGzP is dan ook onjuist. Het gaat om een kwaliteitsborging van het merk “PRI”, zoals bij big, nip en artsen gebeurt. Zoals er autogarages met en zonder bovag-garantie zijn. De naam “PRI” staat dan voor een garantie ten aanzien van de inhoud van de opleiding en de wijze waarop de therapie en doorverwijzingen uitgevoerd worden.’
Van der Boom heeft geen behoefte hier nog op te reageren. ‘We zouden in herhaling vallen. Me dunkt dat de lezer zijn of haar eigen conclusies kan trekken.’


Overigens antwoordde Jean Jenson, een van Bosch’ inspiratiebronnen (zie kader ‘Wat is PRI?’), in een interview op de vraag wat ze vond van het PRI-merkteken: ‘I think it is a possessive and greedy action. It makes the therapy a business.’

Onderzoek

Terug naar de zomer van 2020. Voor mijn artikel in Skepter attendeerde Bosch me op een dat najaar te verschijnen wetenschappelijke publicatie over PRI ‘in een gerenommeerd internationaal vakblad’. Een preview of referentie van het artikel inzien kon niet, want Bosch mocht ‘nog niets
uit het onderzoek openbaar maken’.Een paar maanden later stuurde Bosch me het artikel – een ‘preliminary’ studie over de behandeling met PRI van 13 ernstige anorexia nervosa-patiënten in het Journal of Prenatal and Perinatal Psychology and Health. Voor mijn inhoudelijke vragen voor onderhavig vervolgartikel verwees ze me door naar Peer van der Helm, een van de medeauteurs.

Van der Helm is bijzonder hoogleraar Onderwijs en Zorg aan de Universiteit van Amsterdam en lector Residentiële Jeugdzorg bij het Expertisecentrum Jeugd van Hogeschool Leiden. In een blog toont hij zich enthousiast over de uitkomsten van het onderzoek: ‘De eerste resultaten, gemeten over een langere periode, lijken heel positief. De onderzochte meisjes en vrouwen (met een extreem laag BMI van 12.5-16.5) hadden na therapie allemaal veel minder dwanggedachten over eten, automutilatie verminderde of stopte, suïciderisico’s namen af en verdwenen. Het gewone leven kon bij allen worden hervat. De meesten kwamen zonder sondevoeding weer op een redelijk (tot gezond) gewicht. Uiteraard zijn dit voorlopige onderzoeksuitkomsten en is dit onderzoek bij een kleine groep gedaan. Er is nog meer onderzoek nodig, ook bijvoorbeeld naar de effecten op langere termijn en mogelijke afbreukfactoren.’

Op de vraag per mail hoe ‘bewezen effectief’ hij PRI op basis van deze studie achtte, antwoordt Van der Helm dat het begrip evidence based relatief is. ‘Onderzoek laat zien dat psychotherapie in zijn algemeenheid beperkt werkzaam is, maximaal 20 procent. Voor anorexia met een BMI <16 zijn momenteel, ook in de kliniek, geen evidence based-therapieën beschikbaar, ook al claimen sommigen van wel. Voor een BMI>16 is er veel discussie over de werkzaamheid.’

‘Deze pilotstudie meldt helemaal niets wetenschappelijks over oorzaken, instandhouding of behandeling van anorexia nervosa’


Volgens Van der Helm, die zegt niet voor PRI te werken, laat hun pilotstudie bemoedigende resultaten zien. ‘De lopende vervolgstudies laten eveneens resultaten zien op basis waarvan PRI zeker serieus genomen moet worden en niet moet worden afgeschreven als kwakzalverij. Dat is naar mijn voorlopige mening onterecht en niet helpend, totdat we meer evidentie hebben.’

Kritiek

Pim Cuijpers, hoogleraar klinische psychologie aan de Vrije Universiteit, en zijn hooggeleerde collega Sandra Mulkens van Universiteit Maastricht, tonen zich aanzienlijk kritischer. Beiden noemen het Journal of Prenatal and Perinatal Psychology and Health beslist geen gerenommeerd vakblad. Ook wijzen ze erop dat het tijdschrift niet is opgenomen in het Web of Science en evenmin een impactfactor heeft. Bovendien is de studie vooraf niet voorgelegd aan een erkende Medisch Ethische Toetsingscommissie. ‘Verplicht voor onderzoek met patiëntgroepen en voorwaarde om voor publicatie in aanmerking te komen in een internationaal tijdschrift van de apa, de American Psychological Association,’ benadrukt Mulkens.

Volgens Cuijpers is er op basis van deze ‘piepkleine pilotstudie’ niets te zeggen over de effecten van PRI. ‘Er ontbreekt namelijk een controlegroep. Pas dan kun je iets zeggen over de werkzaamheid van een behandeling vergeleken met een andere interventie.’

Goede effectstudies hebben altijd een controlegroep en volgen een zogeheten randomized control trial-design, verduidelijkt Cuijpers. ‘Bovendien interpreteert Van der Helm het begrip “bewezen effectief” onjuist. Dat veronderstelt allereerst voldoende goed onderzoek. Daarnaast moet dat onderzoek positieve effecten laten zien. Er kan geen sprake zijn van evidence-based als goed effectonderzoek ontbreekt zoals in het geval van PRI.’

‘Hoe moet een leek beoordelen wat het verschil is tussen pri en een erkende trauma-, schema- of cognitief gedragstherapeutische behandeling?’


Mulkens onderschrijft de kritiek van haar Amsterdamse collega. ‘Deze pilotstudie meldt niets wetenschappelijks over oorzaken, instandhouding of behandeling van anorexia nervosa. Er worden bovendien aannames gedaan over de werking van het geheugen, over trauma en de relatie met eetstoornissen die volstrekt onhoudbaar zijn.’

Wat haar bovenal stoort, is dat PRI als therapievorm misleidend is. ‘De niet-academische PRI-beweging zegt elementen uit de cognitieve gedragstherapie, schematherapie en traumabehandeling te gebruiken, zonder duidelijk te maken hoe.’

Dat meeliften op deze technieken is gevaarlijk en onwettig, aldus Mulkens. ‘Want hoe moet een leek beoordelen wat het verschil is tussen PRI en een erkende trauma-, schema- of cognitief gedragstherapeutische behandeling? Voordat iemand überhaupt die erkende therapieën mag geven, moet een lang academisch traject van opleiding en supervisie zijn doorlopen binnen kaders die tevens tot BIG-geregistreerde beroepen leiden.’

Klacht- en tuchtrecht

Een ander gevaar is volgens Mulkens dat je nooit iets hoort over de gevallen waarmee het niet goed afloopt. ‘En die zullen er ongetwijfeld zijn. De PRI-behandelaren hebben doorgaans geen big-registratie en zijn dan niet gebonden aan klacht- of tuchtrecht. Bij klachten kunnen zij dus niet vervolgd worden door de inspectie.’

Bosch en haar aanhangers zullen volgens Mulkens waarschijnlijk eenzelfde doel als gevestigde behandelaren/behandelingen voor eetstoornissen hebben: mensen met een eetstoornis helpen. ‘Maar dat is iets anders dan zonder deugdelijk onderzoek claimen dat PRI helpt bij anorexia. Dat zorgt voor onrust onder ouders en patiënten met eetstoornissen en heeft potentieel kwalijke gevolgen voor patiënt en naasten.’

Niettemin merken Mulkens en haar collega’s steeds vaker dat ouders van kinderen met anorexia nervosa in aanraking komen met PRI en de reguliere hulpverlening stoppen. ‘Het narratief eromheen spreekt blijkbaar aan. Het is allemaal op “trauma” gebaseerd. En dat herkent iedereen wel in meer of mindere mate. Daardoor voelt men zich begrepen.’

Na lezing van het artikel zegt Bosch dat PRI-therapeuten wel degelijk gebonden zijn aan klacht- en tuchtrecht, zonder te refereren aan welk. Dat er in het anorexia nervosa-onderzoek gevallen zouden zijn geweest waarmee het niet goed afliep, is volgens Bosch onwaar. ‘Anders zou dit vermeld zijn in het onderzoek en artikel. Mocht dit in de toekomst zo gaan zijn, dan vermelden we dat PRI werkt niet in alle gevallen. Dat pretenderen we ook niet. Dat het bij extreme anorexia nervosa zo goed blijkt te werken tot nu, is iets om serieus te nemen, juist als voorzitter van de Nederlandse Academie voor Eetstoornissen.’

Samenwerking

Het ís het volgens Mulkens ook ontzettend frustrerend dat patiënten met anorexia nervosa vaak te laat worden herkend en soms lang op behandeling moeten wachten. ‘Bestaande therapieën werken niet voor iedereen even goed. Dat maakt vaak dat patiënten en hun ouders uit wanhoop alles aangrijpen. Dat is voor het reguliere veld ook extreem frustrerend.’

Het betekent dat het eetstoornissenveld zelf ook aan zet is, vervolgt Mulkens. ‘Vanuit een stuurgroep waarin ik participeer zijn wij hard bezig om bijvoorbeeld vroeg-herkenning te bevorderen en om de therapieën waarvan we weten dat ze werken beter beschikbaar te maken, overal in Nederland. Ook het extreem negatieve beeld rondom eetstoornissen zoals anorexia nervosa en dat versterkt wordt door de media, willen we realistischer en genuanceerder neerzetten. Maar dat kost tijd.’

De ervaring heeft Mulkens geleerd dat ouders tegenhouden nauwelijks werkt. ‘Polariseren heeft weinig zin. Uiteindelijk gaat het om het kind. Vanuit de stuurgroep hebben we daarom onlangs een richtlijn voor samenwerking opgesteld. Die draagt mogelijk bij aan keuzes van ouders en jeugdigen, maar is in ieder geval transparant naar andere aanbieders. Deze transparantie helpt om goed samen te werken en ook helderheid te geven als die samenwerking niet meer lukt.’

Of die samenwerking er ook met PRI-therapeuten zal komen? ‘Mevrouw Mulkens is nooit rechtstreeks in contact geweest met mij noch met het pri Instituut Nederland. Ze is zeer welkom voor een gesprek, dan kunnen we haar nadere juiste informatie verschaffen,’ reageert Ingeborg Bosch na lezing van het artikel.

Mulkens heeft samen met een andere hoogleraar afgelopen januari echter reeds een kennismakingsgesprek met twee PRI-vertegenwoordigers gevoerd. ‘De essentie blijft dat PRI wetenschappelijk ongefundeerde uitspraken hanteert op het gebied van eetstoornissen en van trauma en ongefundeerde kennis en kunde verspreidt en toepast. Dit laat onverlet dat sommigen daarvan kunnen opknappen. Maar vanwege de status van PRI als onofficiële therapie en de manier van werken is voor patiënten, professionals en inspectie helaas niet inzichtelijk en controleerbaar hoe behandelingen plaatsvinden en het patiënten vergaan is.’

Sektarisch

Samenwerken met PRI zullen Bosman en Van Gils niet meer doen.

‘Mijn motivatie ooit om met PRI te beginnen was dat ik als lichaamsgericht therapeut te weinig wist over trauma en de invloed ervan op psychisch en fysiek leed,’ blikt Van Gils terug. ‘Bovendien had ik een slag te slaan met mijn eigen trauma’s. In de groep was er echter alles behalve een open cultuur, het had zelfs sektarische elementen, was mijn ervaring. Want als Bosch je niet in het gareel houdt, dan doet de groep het wel. Mijn dochter wees me er eens op dat als ik iets kritisch zei over Bosch mijn partner Helga volkomen van slag kon zijn. “Als je niet open over pri kunt spreken, zit er iets fout,” zei mijn dochter. Daar had ze gelijk in.’

Terugblikkend denkt Bosman dat ze zich vooral heeft laten inpakken door dat wij-gevoel van de PRI-beweging: ‘De hele wereld is gek, behalve wij. Ik werd er langzaam in meegezogen en had aanvankelijk niet door dat de kloof tussen mij en mijn familie en vrienden buiten pri steeds groter werd.’

Als PRI hoop biedt, dan is die hoop vals, besluiten Bosman en Van Gils: ‘Wat Bosch doet is richting opleidelingen én potentieel richting cliënten toe heel schadelijk. Té schadelijk om niet in actie te komen.’

Illustratie: Chiara Arkesteijn