Log in
Hoe gingen gedragsdeskundigen van het Pieter Baan Centrum (pbc) om met de opkomst van autistische stoornissen eind jaren negentig van de vorige eeuw? In dit essay doen Hilde Tjeerdema en Phil Hulscher verslag van hun zoektocht in het archief van het pbc. Zij analyseren hoe deskundigen het psychoanalytische verklaringsmodel complementeerden met een meer biologisch georiënteerd verklaringsmodel en tot wat voor type redeneringen over verdachten dit leidde.
Hilde Tjeerdema, Phil Hulscher

In 2003 diende het hoger beroep van Volkert van der G. Op 28 juni 2003, de zaterdag voorafgaand aan de zitting, opende de Volkskrant op pagina twee: ‘Moordenaar van Fortuyn vertoont alle kenmerken van patiënt met een autistische stoornis, zonder dat dit tijdens het proces ter sprake kwam’.
Enkele kinder- en jeugdpsychiaters haalden voor Nederlandse begrippen ongemeen hard uit naar het Pieter Baan Centrum (pbc). ‘Het pbc kijkt volgens forensisch psycholoog Corine de Ruiter vooral door een psychoanalytische bril en heeft weinig oog voor neurobiologische oorzaken van afwijkend gedrag,’ zo valt in het artikel te lezen. Diagnoses als het syndroom van Asperger en andere autistische stoornissen zouden te weinig gesteld worden. ‘Het pbc heeft misschien terecht een persoonlijkheidsstoornis gesignaleerd, maar daarmee de onderliggende stoornis gemist,’ aldus de Amsterdamse hoogleraar kinder- en jeugdpsychiatrie Theo Doreleijers in hetzelfde artikel. ‘Voor de rechtsgang is het noodzakelijk dat de goede diagnose wordt gesteld.’
Psychiater Menno Oosterhoff kaartte de mogelijkheid van het syndroom van Asperger aan, na