Lees verder
Annemarie van der Veen, stagecoördinator Klinische Psychologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam.
Geertje Kindermans

Ik ben stagecoördinator. Ik help studenten met het zoeken naar een stage en ben hun begeleider vanuit de Vrije Universiteit Amsterdam. De stage is een belangrijke periode in het leven van een student. Ik beschouw het als een soort rite de passage, je ziet studenten volwassen worden. Een stage duurt tussen de zeven en tien maanden. Ze beginnen er vaak onbevangen aan. Sommigen zijn aanvankelijk niet eens erg gemotiveerd, het komt soms voor dat studenten tijdens de colleges online aan het shoppen zijn. Het meeste wat ze weten komt vaak uit boeken. En je kunt wel lezen over de persoonlijkheidsstoornis, maar als iemand met een persoonlijkheidsstoornis tegenover je zit, ervaar je de heftigheid ervan. Hetzelfde geldt voor misbruik: als je erover leest weet je natuurlijk dat het erg is, maar pas als iemand die het heeft meegemaakt, erover vertelt, voel je de zwaarte ervan. Dan komt het binnen. Ik zie dat studenten in de stageperiode een grote professionele en persoonlijke groei doormaken. Er begint dan een soort vlammetje te branden, je ziet een drive voor het vak ontstaan.

Een nummer

Mijn taak is het om studenten in die periode te ondersteunen. Ik weet uit eigen ervaring hoe belangrijk dat is. Toen ik psychologie studeerde, was het ook al een populaire studie. We zaten in volle collegezalen. Soms werden er zelfs bijzaaltjes geopend om iedere student een plek te kunnen geven. Ik voelde me een nummer.

Mijn woonsituatie hielp niet mee om me op mijn gemak te voelen. Ik woonde op kamers in Amsterdam, niet in een studentenhuis, maar bij een hospita op zolder. Ik had amper contact met haar, en moest mijn huur onder de deur doorschuiven. Ik voelde me eenzaam en zal me verveeld hebben. Ik had geen tv op mijn kamer, een smartphone bezat ik niet en uitgaan deed ik niet, daar was ik te serieus voor. Tot overmaat van ramp zat de zolder ook nog eens vol muizen. Tweeënhalf jaar heb ik daar gewoond, weggestopt in dat huis. Dat mijn moeder in die tijd ernstig ziek werd, maakte het extra moeilijk.

Natuurlijk staat je leven op zijn kop! Je stage is nu even niet belangrijk

Ik ging stage lopen op een dagbehandeling voor jongeren met ernstige psychische problemen. Ik behandelde jongeren met autisme, persoonlijkheidsstoornissen of met psychotische klachten en hoorde heftige verhalen, ook over verwaarlozing en misbruik. Er waren mensen die konden bevriezen of die hardop riepen dat ze niets gingen vertellen met een stagiaire erbij. Ik was twintig, eenentwintig jaar, kwam uit een warm nest en had nog niet veel meegemaakt, dus het hakte er allemaal erg in. Maar ik kon er met niemand over praten. En toen werd ook mijn moeder ernstig ziek, ze kreeg borst­kanker. Ik vertelde het op de opleiding en stage, maar het was of ze het niet hoorden. Er werd nooit naar gevraagd of op teruggekomen en er werd nauwelijks rekening mee gehouden. Ik voelde me soms verloren en eenzaam tijdens mijn studie.

Leren praten

Ik doe nu als stagedocent de dingen waar ik destijds zelf behoefte aan had. Ik begeleid de studenten in vijf gemeenschappelijke bijeenkomsten bij hun stage. Daar komen ze voor het eerst in aanraking met gruwelijke verhalen en allerlei emoties en daar zijn ze in hun studie niet echt op voorbereid. In intervisiebijeenkomsten proberen we hen te helpen ermee om te gaan en leren we hen erover te praten. We moedigen onze studenten sterk aan op zichzelf te reflecteren, daar worden ze een betere therapeut van. Zo leren ze zichzelf goed kennen en leren ze waar hun krachten liggen. Ze leren hun valkuilen kennen en ontdekken waar hun allergieën zitten. Dat is voor elke student belangrijk, maar voor studenten klinische psychologie geldt dat extra.

Bij een deel van de studenten gebeuren in hun privéleven ook ingrijpende dingen, net zoals dat bij mij het geval was. Zo hebben meerdere studenten tijdens hun stage een ouder verloren. Dan zie ik hetzelfde gebeuren als bij mij destijds: er wordt door de omgeving nauwelijks aandacht aan gegeven. Dan praat ik er met hen over en ik stel hen gerust: “Natuurlijk staat je leven op zijn kop, je stage is nu even niet belangrijk. Neem de tijd om met je familie te zijn en te rouwen.” Met zulke studenten voer ik dan extra gesprekken en ik bemiddel op de stageplek.

Het voelt echt of ik als een soort moedergans over mijn studenten waak. Ik wil dat ze voelen dat ze er niet alleen voor staan. Dat doe ik niet alleen voor degenen die erom vragen, maar ook degenen die zich stilletjes terugtrekken. Ik denk dat ik heel goed aanvoel wie een beetje extra zorg of aandacht nodig heeft.

Ik krijg regelmatig van oud-studenten te horen dat ze er iets aan hebben gehad en dat ze zich inderdaad gezien voelden door mij. Ik ben ervan overtuigd dat de stages daardoor ook succesvoller verlopen. Ze mailen me als ze hun eerste  baan hebben gevonden. Daar doe ik het voor! Ik denk dat dat mijn drive is: ervoor zorgen dat de studenten die ik onder mijn hoede heb zich wel gezien en gehoord voelen en dat ze zich niet zo verloren of eenzaam voelen als ik me destijds soms voelde.’

Foto: Peter Valckx