Lees verder
Het aantal opleidingsplekken voor gz-psychologen moet meer dan verdubbeld worden, zo adviseert het Capaciteitsorgaan aan het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Het NIP heeft een belangrijke rol gespeeld in de totstandkoming van dat advies.
Nederlands Instituut van Psychologen

Hoeveel psychologen moeten er per jaar starten met de gz-opleiding om in 2032 precies genoeg gz-psychologen te hebben? Op die vraag probeert het capaciteitsorgaan een antwoord te formuleren door middel van een zogenoemde raming die om de drie jaar gemaakt wordt. Het capaciteitsorgaan is een onafhankelijke stichting die onderzoekt hoeveel professionals er in de zorg nodig zijn in de toekomst. Naast het aantal gz-psychologen, onderzoeken ze onder meer ook hoeveel klinisch psychologen, klinisch neuropsychologen en psychotherapeuten er nodig zijn.

Het capaciteitsorgaan bestaat onder meer uit een Algemeen Bestuur en een Kamer Geestelijke Gezondheid. Namens het NIP nam Yvonne Moolenaar, beleidsadviseur, de afgelopen jaren plaats in die kamer. Inmiddels heeft beleidsadviseur Anne Wisman, dat stokje van haar overgenomen. De kamer adviseert het Algemeen Bestuur van het capaciteitsorgaan, dat uiteindelijk beslist om dat advies al dan niet over te nemen. Het NIP is ook vertegenwoordigd in het bestuur, door Gert-Jan Prosman, algemeen bestuurslid.

Stuwmeren

De adviezen in de raming komen tot stand door onder meer te kijken naar ontwikkelingen in de samenleving, demografische ontwikkelingen, welke zorgvragen er de komende jaren verwacht kunnen worden, hoeveel er in deeltijd gewerkt wordt en hoeveel zorgmedewerkers er de komende jaren met pensioen gaan. De geadviseerde aantallen voor het aantal gz-opleidingsplaatsen waren nooit eerder zo hoog. Zo was het advies in 2020 om ruim 800 opleidingsplekken te realiseren en zijn dat er nu 1885. Dat komt omdat er dit keer voor het eerst een schatting is gemaakt van het aantal masterpsychologen dat taken of zorg van gz-psychologen overneemt, waardoor er zogenoemde stuwmeren ontstonden. Daarnaast heeft de kamer een bredere onderzoeksopzet gebruikt. In plaats van dat er van directies en hr- adviseurs aanschoven, konden instellingen dit keer zelf aangeven welke werknemer het meest geschikt was om te reageren op het onderzoek. Ook stond het onderzoek open voor individuele hulpverleners. Dat leidde ertoe dat het grote gat tussen vraag en aanbod voor het eerst zichtbaar werd. Het advies om meer dan twee keer zo veel opleidingsplekken te creëren past ook bij de nieuwe beroepenstructuur en de bij de vakbekwaamheidsnormen van het NIP.

Ministeries

Uiteindelijk beslissen de ministeries van OCW en VWS of zij dat advies over willen nemen. In de afgelopen jaren was dat altijd het geval, maar omdat de aantallen nu fors hoger uitvallen ligt het mogelijk anders. Voor werkeloosheid opleiden is immers ook niet de bedoeling. Als de ministeries besluiten het advies over te nemen zal het NIP de instellingen die meer opleidingsplekken gaan bieden ondersteunen, door bijvoorbeeld handreikingen te bieden en de rol van actieve gesprekspartner op zich te nemen.