In oktober 2021 schreef Vittorio Busato in De Psycholoog over een therapievorm: Past Reality Integration (PRI). Zijn artikel was kritisch over de pretenties, de organisatie, de opleiding en het gebrek aan wetenschappelijke onderbouwing ervan. Het recente boek van Wietske de Blocq van Scheltinga is een persoonlijk verslag van iemand die in 2016 begint aan de vierjarige opleiding tot PRI-therapeut. Ze doet dit nadat ze in de rol van cliënt kennis heeft gemaakt met ideeën die ten grondslag liggen aan deze benadering. Daarover is ze enthousiast.
Ze houdt het echter maar kort uit. Na enkele opleidingsdagen volgt er voorjaar 2017 een opleidingsweek op een afgelegen boerderij, ergens in Nederland. Later dat jaar gaat een groep cursisten voor een week naar een landhuis in Frankrijk. Aan het eind van die week besluit De Blocq ermee te stoppen.
PRI veronderstelt dat emotionele problemen terug te voeren zijn tot vijf ‘afweermechanismen’ die hun oorsprong in de vroege jeugd vinden. De behandelaar past ‘regressie’ toe om bij iedere cliënt de bron van die mechanismen te achterhalen. Vervolgens moet worden geleerd hoe het negatieve kan worden omgezet in iets positiefs. In hun opleiding moeten de cursisten op elkaar oefenen en persoonlijke problemen bij elkaar in kaart brengen. Alles wordt zoveel mogelijk op een geluidsdrager vastgelegd. Iedereen krijgt alle opnames van de andere groepsleden te horen.
Het jaar dat De Blocq meemaakt, ontaardt al snel in een rommeltje. Het programma is onduidelijk. Voorzieningen schieten tekort. De kosten lopen veel hoger op dan vooraf was aangegeven. Steeds moet er weer extra worden betaald. De cursusleiding gedraagt zich dictatoriaal.
Ondertussen leest het boek van De Blocq ook als een handleiding voor het in stand houden van een sekte. De leider (de psychologe heeft PRI ontwikkeld) laat zich weinig zien, maar zorgt in gesprekken met cursisten wél dat bijna iedereen de gegeven aandacht als heel bijzonder beschouwt. Tijdens intensieve sessies waarin ‘regressie’ plaatsvindt, wordt iedereen extra afhankelijk van deze psychologe gemaakt, want er komen onvermoede problemen uit de vroege jeugd aan het licht.
Anders gezegd: de leider weet het geheugen van cursisten te manipuleren. Kritiek op de gang van zaken tijdens de cursus wordt – vooral ook door een medewerkster van de leider – meteen de kop ingedrukt. Wie kritische opmerkingen maakt, laat daarmee merken dat afweermechanismen hun negatieve werk doen – en we moeten juist leren om vanuit liefde te leven. Wie kritiek niet meteen laat varen, wordt uitgesloten. Het is tijdens opleidingsweken lastig buiten de groep om met anderen te praten over de gang van zaken, want privacy bestaat niet.
Tegen het eind van het boek worden de psychologe en haar naaste medewerkster afgeschilderd als krijsende psychopaten. De meeste groepsleden haasten zich om het weer goed te maken bij die twee. Wietske de Blocq van Scheltinga hoort er dan al nauwelijks meer bij. Haar boek biedt geen diepgravende analyse, maar laat wel iets zien van de aantrekkingskracht van PRI.