Lees verder
Het in 27 juni 2022. De regen komt in pijpenstelen uit de zwarte lucht. De week die zo heet was, wordt afgekoeld en schoongespoeld. Het groot auditorium van de Universiteit Leiden is nog leeg, de prachtige oude zaal met harde houten stoelen is in afwachting van de drukte. In de verte staat het spreekgestoelte waar de oratie zal worden uitgesproken. Ze komt net boven de lessenaar uit, in haar via internet aangeschafte kindertoga met bijpassend hoofddeksel. Ze slaat hard met de houten hamer op de lessenaar en roept: ‘Veerkracht bestaat wel!’ Als ik haar later vraag waarom ze dit deed, zegt ze: ‘Omdat veerkracht wel bestaat, mama, anders zou je er geen woord voor hebben’. Mijn zevenjarige dochter, nu al wijzer dan ik.
Anne-Laura van Harmelen

Een uur later was ik aan de beurt, dezelfde lessenaar, een iets grotere toga. De titel van mijn oratie: ‘Veerkracht bestaat niet’.1 Deze stelling gebruik ik vaker in lezingen, wat mij niet altijd in dank wordt afgenomen. ‘Wat een onzin!’ riep een van mijn toehoorders onlangs tijdens een lezing, terwijl ze haar handen demonstratief in de lucht gooide. ‘Na de Tweede Wereldoorlog waren de mensen toch juist heel veerkrachtig!?!’

Uiteraard, antwoordde ik. Met mijn stelling wil ik zeker niet suggereren dat er geen mensen zijn die na het meemaken van traumatische ervaringen op wonderbaarlijke wijze terugveren. Deze mensen zijn er zeker. Maar: de wetenschap heeft laten zien dat de factoren die personen helpen een trauma een plek te geven sterk kunnen verschillen. Voor sommigen is hun gevoel van zelfvertrouwen essentieel, anderen leunen op een sterk sociaal vangnet. Ook betekent veerkracht iets anders als je kijkt hoe verschillende mensen in eerste instantie met een gebeurtenis omgaan. De een reageert nauwelijks op het trauma, de ander moet uit een diep dal omhoogkrabbelen.

Veerkracht betekent dus verschillende dingen tussen personen, en binnen dezelfde personen in andere levensfasen. Mijn veerkracht is dus niet hetzelfde als jouw veerkracht. Maar mijn veerkracht is ook niet hetzelfde als mijn veerkracht toen ik twaalf was. Daarmee is veerkracht een holle term geworden; iets ongrijpbaars, iets dat niet ‘echt’ bestaat. Niet als iets meetbaars, niet als gen of hersenstructuur, en vooral niet als een vaste eigenschap van individuen. Dit laatste is belangrijk; een op het individu gefocuste ’superhelden’-perspectief op veerkracht lijkt immers de verantwoordelijkheid voor terugveren volledig bij het individu te leggen, in plaats van (ook) bij de sociale en maatschappelijke context. ‘Doet u maar een cursus mindfulness’ – en daarmee is de kous voor overheden en organisaties af, zo loert het gevaar.

Veerkracht is dus een concept dat uitleg behoeft. We zouden er goed aan doen deze term minder te gebruiken, en meer concreet in te gaan op wat we precies in een bepaalde context, voor een bepaald persoon, op een bepaald tijdstip bedoelen. In plaats van veerkracht, kan je het bijvoorbeeld hebben over goed mentaal welzijn na een traumatische gebeurtenis. Dat bestaat zeker wel.

Beeld: Stijn Rademaker