Log in
Praten over zelfmoord gaat meestal met een ongemakkelijk gevoel gepaard. Het is immers een daad waaruit een wrange boodschap aan het adres van de levenden spreekt: misschien is het leven niet (altijd) de moeite waard. Dit essay vormt een aanvulling op het themanummer van De Psycholoog uit mei 2018, gewijd aan het (zelfverkozen) levenseinde. Myrthe Meester behandelt twee gangbare benaderingswijzen van suïcide, de een defensief, de ander begrijpend. Waarom zijn onze media zo bang over zelfmoord te berichten, en gaan veel mensen gesprekken over de dood en zelfmoord het liefst uit de weg? Kleven er misschien ook voordelen aan het bewuste besef van de altijd aanwezige mogelijkheid van de dood?
Myrthe Meester

Wie zich defensief opstelt tegenover suïcide, neemt het verwoed op voor het leven. Dat een zelfmoordenaar dood wilde, moet een vergissing zijn geweest. Hoe heeft het zo ver kunnen komen? Hebben omstanders wel voldoende gedaan om hem of haar binnen boord te houden? Hier wordt met klem de nadruk op het slachtofferschap van de zelfmoordenaar gelegd, die natuurlijk tevens dader was. Maar daderschap veronderstelt toerekeningsvatbaarheid, terwijl de gedachte dat iemand slechts slachtoffer was, de prangende existentiële vragen in slaap sust: de overledene was geestesziek en heeft niet uit vrije wil gehandeld. Hij is gedood door iets anders dan zichzelf. Van een echte aanklacht aan het adres van het leven is dus geen sprake. Er is gewoon iets misgegaan, wat – indien in een vroeger stadium gesignaleerd – gemakkelijk had kunnen worden verholpen. Want iedereen die nog niet te oud en afgetakeld is, kan in principe van de waarde van het leven worden overtuigd, als we daar met elkaar maar hard

Albert Camus (1967). De mythe van Sisyfus. Amsterdam: De Bezige Bij. Citaat p. 9.