Lees verder
Raz van Houts studeerde klinische psychologie aan de Universiteit van Amsterdam en werkt nu als masterpsycholoog bij Cohen Psychologen in Amsterdam. In april verscheen zijn eerste boek, We zijn allemaal patiënten, over zijn ervaringen als startend psycholoog.
Anouk Bercht

‘Tijdens mijn studie was ik een tijdje vrijwilliger bij 113 Zelfmoordpreventie. Een telefoongesprek dat me waarschijnlijk de rest van mijn leven bij zal blijven, was met een Joodse man. Hij belde omdat hij zich compleet hopeloos voelde. Dat hij alleen nog leefde omdat er elke week boodschappen bezorgd werden, zoiets vertelde hij. Mijn moeder is Joods, dus ik officieel ook, al ben ik niet praktiserend. Op een gegeven moment koos ik ervoor dat met hem te delen en dat raakte hem diep. En er switchte iets in zijn gevoel. Hij kreeg allerlei ideeën, wilde zich weer bij een Joodse gemeenschap aanmelden bijvoorbeeld. Dat was een bijzonder gesprek.

Het gros van de mensen die bellen met 113 is vooral erg eenzaam. Een gesprek waarin je dan een bepaalde klik hebt, kan mensen hoop bieden. Dat ze ook met anderen weer zo’n klikken kunnen ervaren.

Werken bij 113 heeft me vooral geleerd om comfortabel te zijn met wat je als psycholoog wel en niet kunt bieden. Gaandeweg besefte ik dat een goede psycholoog ook juist weet wat hij of zij níet kan geven. En dat je als psycholoog misschien wel minder kunt helpen dan ik had verwacht. Een groot deel van de verantwoordelijkheid ligt toch bij degene die geholpen wil worden. In het begin vond ik dat lastig, want ik wilde dit werk doen om mensen te helpen.

Aan het einde van mijn master ging ik stage lopen bij Cohen Psychologen, waar ik sindsdien ook werk. Het voelde meteen als een warm bad. Zowel de werkwijze – de patiënt staat echt op de eerste plek – als het werk zelf en het team.

Onlangs heb ik een boek uitgebracht over mijn ervaringen als beginnend psycholoog: We zijn allemaal patiënten. Het doel van het boek is vooral om het werk van psychologen iets minder mysterieus te maken. En het perspectief van een beginner is anders dan het perspectief van iemand die al twintig jaar in het vak zit, en die boeken zijn er al wel. Waarschijnlijk worden studenten of scholieren het meest aangesproken door mijn boek, maar het is ook nuttig als je in therapie bent of zou willen gaan. Ik heb het geschreven met gesprekken die ik met vrienden voer die geen psycholoog zijn in mijn achterhoofd. Zij vragen me dan bijvoorbeeld hoe je aan een psycholoog kunt komen. En of ik de gesprekken die ik voer mee naar huis neem. Die laatste vraag krijg ik het vaakst. Ik vind eigenlijk dat iedereen de antwoorden daarop zou moeten weten.

Bij mijn patiënten loop ik niet te koop met mijn boek, ik wil ze niet in een ongemakkelijke positie brengen. Mijn baas vertelt het daarentegen wel regelmatig aan de mensen die ik spreek. En als je mijn naam googelt, wat ik als patiënt zeker zou doen bij mijn psycholoog, vind je het natuurlijk ook zo. In de periode dat het uitkwam heb ik al mijn patiënten wel op het hart gedrukt dat ik niet over hen schreef.

Als patiënten het boek gelezen hebben, gebruiken ze het trouwens vaak tegen mij, haha. Dan weten ze bijvoorbeeld al dat ik in de behandeling veel ruimte maak voor het gezin waar ze vandaan komen.

Hypothetisch zelfvertrouwen

Als beginnend psycholoog vond ik het lastig een houding te vinden richting de patiënten. Ik had weinig ervaring, en toch moest ik zelfvertrouwen uitstralen, patiënten het idee geven dat ik ze kon helpen. Fake it till you make it. Of: hypothetisch zelfvertrouwen. Ik hoop uiteindelijk uit te stralen dat ik er volledig voor de patiënt ben, aan hun kant sta en er alles aan ga doen om samen verder te komen. Mijn stagebegeleider en mijn baas bijvoorbeeld belichamen die uitstraling. Nu zit er nog wat ruis op de lijn bij mij, qua zelfvertrouwen, om dat uit te dragen.

De ingewikkeldste groep patiënten om te behandelen vind ik de ‘denkers’. De goed functionerende, hoogopgeleide mensen met een relatie, die een goede band met hun ouders hebben, enzovoorts. Zij kunnen mij het idee geven dat ik de vinger precies op de zere plek moet kunnen leggen, moet inzien waarom ze ongelukkig zijn en daar ook een oplossing voor moet bieden. Terwijl zij zichzelf al beter kennen en er zelf ook al vaak goed over hebben gedacht. Dat maakt me onzeker.

Een goede psycholoog weet ook juist wat hij níet kan bieden

Daarnaast ben ik er zelf ook goed in om vooral in mijn hoofd te zitten. Soms besef ik tijdens een sessie dat ik samen met de patiënt een treffende casusbeschrijving heb gemaakt van wat iemand heeft meegemaakt, en hoe dat zijn of haar gedrag en kijk op de wereld verklaart, maar dat het haast lijkt alsof we het over iemand anders hebben. Het kan beter zijn om in zo’n geval meer te focussen op iemands beleving. Wat gaat er bijvoorbeeld door iemand heen om hiermee bezig te zijn? Deze patiënten komen doorgaans niet bij mij om te snappen wat er speelt, maar om zich weer beter te voelen.

Volgend jaar ga ik de gz-opleiding doen en ik zou uiteindelijk ook wel graag klinisch psycholoog willen worden. Inmiddels heet dat dan waarschijnlijk klinisch psycholoog-psychotherapeut (KP-PT). En ik wil blijven schrijven. Daarnaast wil ik zo veel mogelijk verschillende patiënten blijven zien. Want dat is het bijzondere aan mijn werk. Dat iedereen weer anders is. Qua persoonlijkheid, qua problematiek. Elke keer dat er een nieuwe patiënt binnenwandelt, word ik opnieuw uitgedaagd.’

Beeld: Peter Valckx