Lees verder
Frank van der Endt, partner/adviseur bij CORDES Organisatie Advies & Ontwikkeling
Geertje Kindermans

Na een turbulente middelbare schoolperiode en een tussenjaar aan de Vrije Hogeschool in Zeist wilde ik psychologie studeren. Ik koos voor Arbeids- en Organisatiepsychologie, dat interesseerde me het meest en daar kon je waarschijnlijk nog geld mee verdienen. In de tijd dat ik studeerde, rond 1985, was er een economische crisis en kon je de grachten dempen met psychologen.

Fanatiek sporter

Ik kreeg een intensieve baan als A&Opsycholoog, had daarnaast een druk gezin en een rijk sociaal leven. Relatief laat, op mijn 48ste, begon ik met hardlopen. Mijn vader was altijd al een fanatieke sporter en probeerde me te verleiden ook te gaan sporten, maar daar verzette ik me lange tijd tegen. Nu wilde ik mezelf fysiek en geestelijk beter voelen, en sporten werkte goed. Bovendien ging het me makkelijk af.

Toen ik al even bezig was, vroeg een vriend om een keer samen te lopen. Dat idee stond me meteen aan, want ik ben niet dol op naar de kroeg gaan of etentjes; met vrienden wil ik iets doen. Inmiddels ren ik al jaren met een vaste groep van vier vrienden.

Daar bleef het niet bij. De volgende fase werd ingeluid toen iemand suggereerde dat je als hardloper ook een marathon moet kunnen lopen. Ik ben ervoor gaan trainen en heb inmiddels al heel wat internationale stadsmarathons gelopen met ons vriendenclubje. Nog altijd houd ik me voor dat ik het vooral voor mijn gezondheid en plezier doe. Maar ik ben competitief ingesteld, voor wedstrijden train ik hard, ik wil bij de beste vijf procent lopers eindigen.

Op een gegeven moment zijn we gaan trainen voor de Marathon des Sables. Dat is geen marathon meer, maar een ultraloop, en in zijn soort ook nog extreem. Hij wordt ook wel The toughest race on earth genoemd. Die loop duurt zes dagen, je loopt in totaal 257 kilometer, met op de langste dag een afstand van 84 kilometer. Je moet je eigen bepakking dragen tijdens de race en loopt door het mulle zand van de Zuid-Marokkaanse Sahara. Overdag wordt het 45 graden of meer, ’s nachts kan de temperatuur dalen tot 5 graden.

‘Opgeven is geen optie, op een gegeven moment komt er een oplossing’

Na een uitgebreide voorbereiding lopen we de race in april 2016. Op de eerste dag gaat het al niet goed met me, ik voel me niet fit en houd geen eten en drinken binnen. Op de tweede dag gaat het nog slechter, uiteindelijk word ik verzwakt naar de hospitaaltent gebracht. Daar is het akelig, ik ben uitgedroogd en verzwakt, maar ik wil absoluut geen infuus, zoals de andere renners die er liggen. Ik word radeloos bij de gedachte dat ik de race moet opgeven. Ondertussen warmt de tent steeds verder op. Opeens denk ik: als het echt niet meer gaat, moet ik toch gewoon stoppen.

Door die gedachte toe te laten, gebeurt er iets geks: ik ontspan. Stoppen is niet het einde van de wereld. Het geeft me genoeg energie om de tent te verlaten en verder te gaan. Ik eet een bifi-worstje, dat ik binnenhoud en langzaamaan gaat het beter. De dagen erop voel ik me steeds sterker worden. Ik loop de race uit.

Waarom?

Waarom ik mezelf dit aandoe? Dat wordt me vaker gevraagd. Maar sporten, hoewel dus soms extreem, is alles bij elkaar goed voor mijn fysiek en geest. Het is fijn om met vrienden samen avonturen te beleven. Verder zal het met mijn achtergrond te maken hebben, maar dat voert voor nu te ver.

Van het fanatieke sporten heb ik ook profijt in mijn werk bij als partner bij CORDES. Het relativeert veel, want als ik even naar de foto’s van de grote race kijk, realiseer ik dat ik daar doorheen ben gekomen, dus dat ik er overal wel uitkom. Er is niet veel dat me afschrikt.

Het kan soms bovendien voor verbinding zorgen. Ik begeleid nu bijvoorbeeld een familiebedrijf van generatie vijf – een vader – naar generatie zes – de twee zoons. Bij zo’n opdracht gaat het heel erg om vertrouwen. De zoons zijn sporters, ze schaatsen op hoog niveau. Omdat ze in mij een fanatiek sporter herkennen, geeft dat een connectie. Dat helpt me in deze opdracht.

De ervaring in de hospitaaltent heb ik ook eens direct ingezet. Ik coachte een managementteam. Er waren spanningen binnen dat team. Men had kritiek op het leiderschap van de bestuurder, en die voelde zich op zijn beurt aangevallen. Ik zat heel goed te luisteren, maar dat veranderde niets: zij bleven in hun karrespoor en ik was niet in staat de situatie te doorbreken, het gesprek liep volledig vast.

Op dat moment dacht ik terug aan de hospitaaltent. Ik realiseerde me: als je vast komt te zitten, moet je nooit méér van hetzelfde doen. Ik ben het verhaal gaan vertellen over de hospitaaltent. Ze hingen aan mijn lippen. Ik legde de link met de situatie waarin we op dat moment zaten. “Jullie proberen zo hard om iets te krijgen wat niet lukt. Laat het los, laten we kijken welke alternatieven er zijn.” Daardoor ontstond er ontspanning in de groep en ook wat plezier. Een iemand herkende het niet, een ander wel, een derde al helemaal en er ontstonden andere gesprekken. Waarschijnlijk zagen ze ook een soort kracht in mij die hen prikkelde. Het was een scharnierpunt van de team-coaching.

Wat ik geleerd heb: opgeven is geen optie, op een gegeven moment komt er een oplossing. En dat kan ook zijn dat je moet afhaken, want ook dan gaat het leven door. Dan is het een kwestie van incasseren.

Ik ben inmiddels op de leeftijd dat een marathon lopen echt niet meer gezond voor mij is, er komen veel afvalstoffen los bij zo’n inspanning. Ik denk er nu over op termijn een stapje terug te doen en maximaal een halve marathon te doen. Daar bereid ik me nu langzaam op voor. Vijf jaar geleden had ik daar niet aan moeten denken. Maar ook dat hoort bij het leven.’

Foto: Renata Jansen