Is academische vrijheid een noodzakelijke voorwaarde voor wetenschappelijk onderzoek of is dat sociale veiligheid? En ligt de nadruk op academische vrijheid of op sociale veiligheid bij de universiteitsbesturen, in het wetenschapsbeleid en in de rechtspraak? Is sprake van een evenwicht tussen deze twee mogelijke voorwaarden voor de bloei en groei van de wetenschap?
Het uitgangspunt voor de beantwoording van deze vragen is de volgende stipulatieve definitie: academische vrijheid is het recht van wetenschappers om, ongehinderd door politieke, institutionele of ideologische bemoeienis en zonder dreiging van censuur, ‘cancelling’ of ontslag, onderzoek uit te voeren, bevindingen te publiceren, commentaar te leveren, kritiek uit te oefenen en onderwijs te verzorgen binnen het eigen vakgebied en de daarin geldende regels. Het includeert vrijheid van drang en dwang van buiten de wetenschap (soms ‘negatieve academische vrijheid’ genoemd; Vega, 2020; Verburgt & Duyvendak, 2023).
<