Dat gezonde mensen links en rechts wel eens door elkaar halen, dat wisten we al. Maar hoe komt dat? Daar is nog maar weinig over bekend.
Nederlandse psychologen zetten daarom een onderzoek op touw. Ze namen eerst een vragenlijst af. Van de 404 deelnemers bleek een op de zeven van zichzelf te vinden dat hij links en rechts onvoldoende uit elkaar kan houden. Bovendien heeft ruim vier op de tien proefpersonen een ezelsbruggetje nodig om te bepalen wat links en rechts is. Ze vormen bijvoorbeeld een L met hun linkerduim en -wijsvinger, of ze denken aan de hand waarmee ze schrijven.
Vervolgens zetten de onderzoekers twee experimenten op. Proefpersonen moesten hierin zo snel mogelijk aangeven welke hand van een getekend poppetje rood was gekleurd. Dat poppetje zagen ze soms van voren, soms van achter, en het had de armen de ene keer gekruist, de andere keer juist niet. Maar ook de positie van de deelnemers werd gevarieerd. Zo moesten ze tijdens het experiment wel of niet met gekruiste armen zitten, en waren hun handen al dan niet zichtbaar.
Vooral de positie van het poppetje bleek van belang. Deelnemers herkenden links en rechts sneller als ze het poppetje van achter zagen. Hoe de deelnemers zélf hun armen hielden, en of hun handen nu zichtbaar waren of niet, maakte niet uit.
De auteurs concluderen hieruit dat mensen een stabiel plaatje hebben van het menselijk lichaam. Ze hebben in hun hoofd wat links en rechts is, en leiden dat niet af uit hoe ze er zelf op dat moment bij zitten.
Bron: Van der Ham, I.J.M., Dijkerman, H.C., & van Stralen, H. (2020). Distinguishing left from right: A large scale investigation of left right confusion in healthy individuals. Quarterly Journal of Experimental Psychology. First Published October 8, 2020, https://doi.org/10.1177/1747021820968519
Bron: Matt-in-Photo/shutterstock.com
