Het is stereotiep te denken dat mannen meer ruimtelijk inzicht hebben dan vrouwen. Op grond van die stereotypering verwachten vrouwen minder goed te presteren dan mannen en presteren ze van de weeromstuit ook daadwerkelijk minder goed. Onderzoekers aan de University van California vroegen zich, uitgaand van bovenstaande redenering, af wat er gebeurt als het testen van ruimtelijk inzicht expliciet ingebed wordt in genderstereotyperingen, dat wil zeggen: óf aan de deelnemers gepresenteerd wordt als het toetsen van ruimtelijk inzicht waarbij die kwaliteit als ‘typisch mannelijk’ wordt omschreven, óf omschreven wordt als het testen van sociaal inzicht en empathie, waarbij vermeld wordt dat vrouwen daar gemiddeld meer van in huis hebben.
Aan een groep studenten – 65 mannen, 70 vrouwen – legden de onderzoekers in een van hun experimenten een kaart voor waarop een pad gemarkeerd was. De deelnemers kregen het verzoek het pad denkbeeldig af te lopen en bij elke hoek aan te geven of ze links- of rechtsaf sloegen. Op een aantal kaarten was op elke hoek een klein mensenfiguurtje getekend. Deelnemers die met een onbewerkte kaart aan de slag gingen, kregen te horen dat hun ruimtelijk inzicht gemeten werd en dat dit bij mannen beter is dan bij vrouwen. De resterende deelnemers werkten met een ingetekende kaart en waren in de veronderstelling dat zij getest werden op sociale vaardigheid, een vermeend sterke kant van vrouwen.
Bij de ruimtelijke versie van de test presteerden de vrouwen minder goed dan de mannen. Dat verschil deed zich niet voor bij deelnemers die verteld was dat zij getest zouden worden op hun sociale kwaliteiten. (EdJ)
Bron: M. Tarampi e.a. (2016). A Tale of Two Types of Perspective Taking – Seks Differences in Spatial Ability. Psychological Science (sept 22). doi: 10.1177/0956797616667459