Lees verder
Jongeren op het (V)MBO roken meer dan jongeren op hogere opleidings­niveaus. Dat ligt niet aan de jongeren zelf, maar aan hun sociale omgeving.
Annemarie Huijberts

Voor opleidingsverschillen in roken zijn twee verklaringen. Volgens de eerste zit er op het (v)mbo een andere type leerling dan op het havo/hbo en op het vwo/wo. Jongeren op het (v)mbo zouden meer roken omdat zij gemiddeld hoger scoren op belangrijke, deels genetisch bepaalde  risicofactoren voor roken, zoals een laag iq en gebrek aan discipline. Dit heet gezondheidsgerelateerde selectie. Sociale causatie is een mogelijk tweede mechanisme achter opleidingsverschillen in roken. Door hun genetische aanleg komen jongeren niet alleen in een bepaald opleidingsniveau terecht, maar ook in een bepaalde sociale omgeving. Op het (v)mbo zijn sociale normen over roken positiever en ervaren jongeren meer stress, bijvoorbeeld door slechtere vooruitzichten met betrekking tot werk en inkomen. Ook deze sociale factoren zorgen dat (v)mbo-jongeren het meest roken. Onderzoekers besloten beide verklaringen te toetsen met hulp van de trails-studie, een groot Nederlandse cohortonderzoek dat ruim tweeduizend jongeren vanaf hun elfde levensjaar volgt. In deze dataset vonden ze alleen steun voor de sociale-causatie-hypothese: genetische verschillen in IQ en discipline bepalen het opleidingsniveau waarin jongeren terechtkomen, en vervolgens bepaalt dit opleidingsniveau  hun rookgedrag. Het lijkt dan ook slim het rookgedrag van leerlingen op het (v)mbo aan te pakken met gerichte interventies op hun sociale omgeving.

Bron: Schmengler, H. et al. (2023). Disentangling the interplay between genes, cognitive skills, and educational level in adolescent and young adult smoking –The TRAILS study. Social Science & Medicine, doi: 10.1016/j.socscimed.2023.116254

Beeld: Shutterstock