Lees verder
Als psycholoog begeleid ik al enige tijd een jonge alleenstaande moeder (32). Zij kwam bij mij omdat haar dochter uit huis geplaatst is, bij de ouders van haar ex-vriend. Deze vrouw heeft er in de uitleg van jeugdzorg erg lang, te lang, over gedaan om los te komen van haar ex, die psychiatrische problemen heeft en door wie de situatie voor haar en haar kind gevaarlijk was. En omdat de twee jaar dat het kind bij moeder weg is, bijna om zijn, moet zij ook niet rekenen op terugkomst van haar dochter. Zowel de huisarts als ik zijn hier altijd verbaasd over geweest. We hebben het over een moeder die assertiever is geworden, hard werkt, geen verslavingen of psychische stoornissen heeft, geen financiële schulden en die vecht voor haar dochter. Ondertussen nemen bij moeder ondanks haar toenemende assertiviteit, de depressieve gevoelens niet af.
Dr. Rob van Hooren

Na een briefje van mij naar de gezinsvoogden belt een van hen mij drie maanden later op. De gezinsvoogd benadrukt in het gesprek hoe moeilijk moeder haar psychiatrische ex los kon laten, hoe lang dat wel niet duurde, en dat we nu in een onomkeerbare situatie beland zijn; immers, dochterlief was al bijna twee jaar bij de pleegouders. Hulpverleners van jeugdzorg die enkel negatief kijken en niet toewerken naar hereniging. Als ik in het telefoongesprek de gezinsvoogd erop wijs, krijg ik als antwoord: ‘Dat zijn nu eenmaal de regels, dit is het kader waarbinnen we moeten werken.’

Een juridisch kader dat niet meer klopt overigens, want de uithuisplaatsing is gekoppeld aan een perspectief en niet aan een termijn in tijd.

Omdat de pleegouders hun kleinkind bij zich willen houden, werken zij tegen. Dat blijkt uit allerlei conflicten die met name door de pleegvader uitgelokt worden. Hier zegt ‘jeugdzorg’ niets van, ondanks dringende verzoeken van moeder.

In een van de weinige uren dat deze moeder haar dochter mag zien, zijn ze op de fiets onderweg naar haar huis. ‘Mama,’ zegt haar dochter, ‘ik ben van oma, he?’ Haar ademhaling stokt in haar keel. Hier is ze al langere tijd bang voor geweest.

Gelukkig zit er een kentering in dit nachtmerrie-bij-daglicht-verhaal. Inmiddels is ook de Raad voor de Kinderbescherming erbij gekomen. In een telefoongesprek met de raadsonderzoeker, waarin ik mijn zorgen over het hele proces uit, zegt zij al snel deze zorgen te delen. Ook de Raad ziet wat er knelt in dit verhaal. Tevens zijn er nieuwe gezinsvoogden aangesteld vanuit een andere regio, die ook een andere, positievere houding ten aanzien van moeder aannemen.

Is dit verbazingwekkende en onrechtvaardige verhaal van een groep medewerkers van jeugdzorg, van vooroordeel tot tunnelvisie, een uitzondering of is het symptoom van een ziek, ondeskundig systeem? Als zorgverlener raakt het mij dat een moeder haar bloedeigen kind niet terug mag onder haar eigen vleugels, omdat zij te lang in een slechte relatie zat.