Om dat na te gaan lieten de onderzoekers analyses los op een database van 59.000 Zweedse mannen. In het algemeen is er een sterk verband tussen intelligentie en inkomen, maar dat verband blijkt af te zwakken bij mannen die meer dan 60.000 euro per jaar verdienen. Sterker, de allerrijkste 1% van de groep presteert cognitief juist wat slechter dan de mannen die net wat minder inkomen hebben. Zo’n patroon (hoewel minder prominent) zie je ook als je kijkt naar prestige. Hoe hoger op de maatschappelijke ladder, hoe slimmer; maar bij mannen met de meest imposante carrières gaat die vlieger niet op. Verschillen in status tussen artsen, hoogleraren, parlementsleden, juristen en accountants hangen dus niet samen met cognitieve prestaties.
De rijkste mannen die het meeste aanzien genieten zijn dus niet per se de slimsten. Dat komt doordat intelligentie niet de enige factor is die succes bepaalt: familieachtergrond en geluk zijn ook van belang. Wie opgroeit in een elitair gezin kan bijvoorbeeld lekker meeliften op het old boys network van vader, een ander kan het geluk hebben op het juiste moment op de juiste baan te solliciteren. Zo kun je dus óók miljonair worden.
Het roept de vraag op of de exorbitante salarissen in bepaalde sectoren gepast zijn. De voorstanders beroepen zich nogal eens op hun buitengewone skills die een hoger loon rechtvaardigen. Het huidige onderzoek plaatst hier op zijn minst vraagtekens bij.
Bron: Keuschnigg, M., Rijt, A. van de, & Bol, T. (2023). The plateauing of cognitive ability among top earners. European Sociological Review, XX, 1-14
Beeld: Triff / Shutterstock