Lees verder
Volgens het CBS lijdt ruim 14% van de Nederlandse werknemers aan burn-out. Ook psychiater Christian Vinkers spreekt van ‘1 op de 7 Nederlanders’. Dat klinkt fors, maar in werkelijkheid heerst er grote spraakverwarring over burn-out.
Wilmar Schaufeli

Volgens het CBS lijdt ruim 14% van de Nederlandse werknemers aan burn-out. Ook psychiater Christian Vinkers spreekt in een recent opiniestuk in de Volkskrant van ‘1 op de 7 Nederlanders’, Dat klinkt fors, maar in werkelijkheid heerst er grote spraakverwarring over burn-out en zeggen die cijfers dus niet zoveelDe een gebruikt de term om aan te geven dat hij op zijn werk niet lekker in zijn vel zit, terwijl de ander maandenlang met ‘een burn-out’ thuis zit en tot bijna niets meer in staat is. Om te begrijpen hoe de spraakverwarring is ontstaan, moeten we de geschiedenis in duiken.

De term ‘burn-out’ werd het eerst gebruikt in de VS in de jaren ‘70 van de vorige eeuw en wel in een verslavingskliniek in New York.  In analogie aan verslaafden die lichamelijk opgebrand waren, gebruikten hulpverleners de term burn-out om hun deplorabele mentale toestand te benoemen.  Het begrip won pijlsnel aan populariteit in de VS, uitdrukkelijk verwijzend naar een ‘normale reactie op een abnormale situatie’. Het kon iedereen overkomen die mentaal zwaar werk had en was in plaats van een schande een badge of honor; je had té lang té veel gegeven.

Na de introductie van een vragenlijst nam het wetenschappelijke onderzoek naar burn-out een hoge vlucht.  In de kern meet deze vragenlijst, in Nederland bekend als de Utrechtse Burn-Out Vragenlijst (UBOS), het gevoel van mentale uitputting. Inmiddels zijn er meer dan 12.000 artikelen over burn-out geschreven in peer reviewed wetenschappelijke tijdschriften. Dit onderzoek heeft veel nuttige kennis opgeleverd, bijvoorbeeld over de oorzaken en gevolgen van dergelijke uitputtingsklachten.

So far, so good.  Maar toen stak burn-out eind jaren ‘80 de oceaan over en begon de spraakverwarring. Al snel nadat burn-out in Nederland ten tonele verscheen werd het gezien als een ernstige vorm van overspannenheid. Dat kwam omdat ca. 40% van arbeidsongeschikten psychische klachten had waarvoor geen goede diagnose bestond. Het label burn-out kwam dus als geroepen! Het ging daarbij niet langer over milde klachten die met een vragenlijst in beeld kunnen worden gebracht maar om een geëtiketteerde stoornis. Dat is heel andere koek.

En nu zitten we dus met de gebakken peren omdat onder burn-out zowel milde klachten als een ernstige stoornis wordt verstaan, In werkelijkheid worden er milde uitputtingsklachten gemeten met vragen als ‘Aan het einde van de werkdag voel ik me leeg’. Is dit ‘maandelijks’ het geval dan tel je mee in de burn-outstatistiek. Daartegenover staan mensen met een burn-out diagnose, die is vastgesteld op basis van richtlijnen die zijn erkend door medische en psychologische beroepsverenigingen. Bij ongeveer 20% van alle meldingen bij het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten gaat het om gediagnosticeerde burn-out.

Dat burn-out moeilijk af te grenzen is van andere diagnoses blijkt uit het feit dat 53% van de burn-outpatiënten eveneens voldoet aan de criteria voor depressie. Maar dat is niets bijzonders, want op hun beurt heeft de helft van de depressieve patiënten tevens een angststoornis en vice versa. Co-morbiditeit is eerder regel dan uitzondering bij psychische aandoeningen. Blijft staan dat het meeste onderzoek gedaan is naar milde burn-out klachten, terwijl wij er in Nederland vooral een invaliderende psychologische toestand onder verstaan. We doen er goed aan om deze twee gezichten van burn-out goed uit elkaar te houden, en ons niet blind te staren op schrikbarende cijfers.